1
Van nut naar vermaak
De meeste tuinen in de stad waren aanvankelijk bedoeld voor de teelt van groente en
fruit voor eigen gebruik en niet voor vermaak. De eerste plezierhoven verschenen er
in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Dingne, de dochter van Ouwe Cornelis
Willemsz. Rute, bezat bij haar overlijden
rond 1600 een tuin aan de Pieterselie-
straat, 'tegensover de Gouwen Engel',
waarvan niet duidelijk is of dit een moes
tuin of plezierhof was. Langs het Vrije had
Pieter de Witte, heer van Haamstede en in
Burgh, in 1627 een ruim vijf gemeten grote
boomgaard met een huisje erin dat Mon
Plaisir heette.5 Dit was niet alleen een
functionele hof, maar ook een die voor het
vermaak werd gebruikt.
Aan de Verrenieuwstraat lag omstreeks diezelfde tijd een tuin van de dichter en regent
Adrianus Hofferus. Een prent in diens boek Nederduytsche Poëmata uit 1635 toont
wellicht een tafereel daarvan. Een bakstenen muur sluit de hof af, die voornamelijk
bestemd lijkt om groente te telen: op de voorgrond ligt een aantal bedden en tegen de
muur staat een ton om het noodzakelijke regenwater voor de planten op te vangen.
Het poortje is versierd met een gebeeldhouwde sluitsteen. Een tuin aan de
eerdergenoemde Pieterseliestraat, aangeduid als 'een huysken ende hof daerachter
aen', behoorde in 1653 tot de nalatenschap van Adriaenken van der Hagen, weduwe
van Roelant de Pauw en was waarschijnlijk voor recreatie bedoeld.6
Kort na het midden van de zeventiende eeuw lijkt er een omslag te hebben
plaatsgevonden waarbij een steeds groter aantal tuinen vooral een recreatieve functie
kreeg. Dit was een periode waarin de handel en nijverheid in Zierikzee een zekere
bloei doormaakten. De tuinen zijn dus een uiting van de toenemende welvaart in de
stad. Drie stadsplattegronden van Zierikzee geven een indruk van de ontwikkeling.
De kaart van Zierikzee in het Toonneel der steden van de vereenighde Nederlanden
van Joan Blaeu uit 1649-1652 is de vroegste waarop duidelijk tuinen zijn aangegeven.
Achter de huizen lijken vooral moestuinen te liggen, terwijl hier en daar ook wel een
sierperkje is te onderscheiden. Verder is een aantal percelen in gebruik als boomgaard.
De stadsplattegrond van Zacharias Roman van omstreeks 1660 geeft de achtertuinen
zeer schetsmatig weer, maar suggereert dat er ten opzichte van de kaart van Blaeu
niets wezenlijk is veranderd. Wel is er een aantal tuinen buiten de stad ontstaan: bij
de Westpoort ligt een omheind terrein dat de naam 't Paradijs draagt en dat ook al
op de kaart van Blaeu was te zien. Daarop leek het een wat rommelig, ongecultiveerd
terrein. Roman echter toont boomgaardjes, moestuinen en verder is er een enkel
sierperk te onderscheiden. Elisabeth Isaacks, echtgenote van Isaac Jeroens, die in
1661 overleed, bezat als een van de eersten 'een hoff in 't Paradijs Ook elders buiten
de muren bevonden zich tuinen zoals 'een hoff staende buyten de Suythaevepoerte
dat in 1659 eigendom was van de kruidenier Abraham Lambregtsz. en dat waar-
Tuin met poortje, mogelijk aan de Verrenieuwstraat
in Zierikzee. Gravure, toegeschreven aan Crispijn
van de Passe jr., uit Adrianus Hofferus, Neder-
duytsche Poëmata (1635). (Collectie gemeente
archief Schouwen-Duiveland, Zierikzee, X1455).