De SINT-NICOLAAS7ETALAGE
een toespraak van de Sint. De heren en hun dames werden aan tafel bediend door
Zwarte Pieten. In 1914 was de Concertzaal bezet door de Belgische vluchtelingen, die
toen Zeeland overstroomden. Daarom week men uit naar het Huis van Nassau. De
Nieuwsbode deed elk jaar verslag van deze happening en vermeldde steeds de namen
van de deelnemers. Elk jaar maakten veel middenstanders veel werk van de Sint
Nicolaasetalage en werd de geachte clientèle uitgenodigd deze te komen bekijken.
Toch was er ook wel tijd voor ontspanning. Bridgen en kegelen waren Jan's favoriete
tijdsbestedingen. Soms, als hij een kegelwedstrijd had gewonnen, eiste de tegenpartij
dat er getrakteerd moest worden. En wel op rumtaart. Voor een van die speciale
gelegenheden maakte hij eens een exemplaar waarin een hele fles rum was verwerkt.
Het werd dan ook een heel vrolijke avond. Jan was ook actief bij de schutterij, als
commissaris. Deze zaken brachten gezelligheid en sociale contacten met zich mee. Eind
1942 deden Jan en Sien hun bedrijf over aan zoon Hein. Ze bleven echter wonen in het
pand aan de Mol. Jan Christiaan Schürmann overleed aan de gevolgen van prostaatkanker
te Haarlem op 25 augustus 1950, niet ver van de woonplaats van zijn dochter. Hij werd
71 jaar oud. Zijn vrouw overleefde hem nog 15 jaar.
Hein Schürmann aan het roer
Eigenlijk wilde Hein geen bakker worden, zijn echte interesse ging uit naar de natuur.
Alles wat groeide en bloeide kon op zijn belangstelling rekenen, vooral als het kon
vliegen. Vogels kijken was zijn lust en zijn leven. Boswachter zijn, dat leek hem
geweldig. Maar als oudste zoon van een banketbakker was hij nu eenmaal de
gedoodverfde opvolger. Hij volgde dus een opleiding en ging als achttienjarige in de
leer in Middelburg. Hij ging-er als bakkersknecht heen en kwam als banketbakker
terug. Later behaalde hij nog zijn Middenstandsdiploma. Hein was een forse man
met een harde stem, en vrolijk van aard. Jarenlang was hij 'tweede man' in het bedrijf
aan de Mol. Hij maakte er het beste van, dat lag in zijn karakter. Het assortiment was
onder zijn leiding nog steeds royaal, maar lijkt toch wat kleiner dan dat van zijn
vader. Natuurlijk bakte hij profetenbrood, maar ook het recept van Zeeuwse gevulde
boterkoek kwam van zijn Middelburgse familie. Beiden werden verpakt "in nette
kartonnen doosjes met stadsgezichten". Deze werden ook naar verre klanten
verstuurd, na ontvangst van een postwissel ter waarde van een gulden en vijftien
cent. En dan de frou-frou, waarvan hij het recept had gekregen (of gekocht) van
bakker Greve aan de Nieuwendijk in Amsterdam. Toen het toerisme opkwam
noemde hij het Schouwse frou-frou. Hij bakte ook hernhuttertjes, waarover hij
vertelde dat het recept uit Zeist afkomstig was. Verder nog Janhagel en Brunswijker
moppen: twee laagjes deeg met frambozenmoes er tussen. Het waren vierkantjes
van drie bij drie. De vruchten voor de moes werden gekocht bij Vermunt, die een
tuinderij had op de Mosselboomgaard. Er werden ook spritser esjes gebakken, sprits
in de vorm van een S en Utrechtse sprits, die harder was dan de sprits die wij kennen.
Heerlijke kletskoppen maakte hij van suiker, kaneel en amandelen. Nijmeegs brood
was een koekje met glazuur er op. Zijn florentines waren heel populair: een mengsel
van bigarreaux, suiker en honing in chocola gedoopt. De knecht moest nogal eens
J. C. SCHÜRMANN.
123
Advertentie. (Zierikzeesche
Nieuwsbode 20-11-1912, pag.4)
is gereed bij