in 1944 het eiland werd ontruimd, maar het kan ook zijn dat na de geallieerde
landingen in Normandië van juni 1944 de bezetter het geld voor andere zaken nodig
had. De laatste betaalbewijzen dateren van juli 1944. Daarna worden er geen meer
aangetroffen, hetgeen overeenstemt met een stuk in de eilandelijke krant De Vrije
Stemmenvan augustus 1945.
Afwachten en stilzitten zat overigens niet in de aard van de Schouwen-Duivelandse
vissers. Uit de genoemde correspondentie valt op te maken dat diverse vissers, zeker
die te Zierikzee, maar ook een aantal te Bruinisse vervangende boten zochten. Dat
lukte de firma Schot-de Jonge, W. Schot, J. Schot, de gebroeders Kouijzer en N.
Praet, soms wel met een extra hypotheek op de eigen woning. De gebroeders
Blommaert en Otte lukte het niet een ander schip te vinden door een schreeuwend
tekort aan schepen of domweg door gebrek aan middelen. De registers laten zien
dat in 1941 diverse 'nieuwe' schepen onder een nieuw nummer in het visserijregister
werden ingeschreven. In afwachting van teruggave zette men dus geen vervangend
schip in onder het oude nummer waarmee men voer, maar vroeg een nieuw nummer
aan. Dat verklaart het piekje dat in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog in de
grafiek die het verloop van de vlootomvang toont, te zien is. Rest nog te kijken of al
het pogen door te vissen enigszins gelukt is. Gmelich-Meijling heeft in haar
overzichtswerk Vissen op Zeeuws watereen lijstje opgenomen van het totaal aantal
geleverde tonnen voor de jaren 1939-1945.
92
Mosselkotters in de Nieuwe Haven van Zierikzee ca. 1953(collectie Gemeentearchief Schouwen-
Duiveland, Zierikzee. THA dia 126030)