boven de motte bij Brijdorpe. Bovendien is in deze tijd al begonnen met de aanleg van de haven in Brouwershaven, wat erop wijst dat de haven van Brijdorpe, als deze er is geweest, inmiddels al is verzand. Het is dus zeer waarschijnlijk dat Melis Stoke slot Herkesteijn bedoelt als hij het heeft over het huis bij de 'Bridorp sluse'. Nu voor de twee locaties aannemelijk is gemaakt dat daar 'de burcht van Brijdorpe' heeft gestaan, rijst de vraag waarom beide de burcht van Brijdorpe worden genoemd. De twee burchten zijn van twee verschillende types, waarin chronologisch gezien het ene type het andere opvolgt. De motte is het oudere type van de twee burchten en zal dus eerder gebouwd zijn, waarschijnlijk in de twaalfde eeuw.11 Herkesteijn is een vrij vroege variant van het volgende type burcht, gebouwd niet op een hoogte, maar op het vlakke land en niet van hout, maar van steen. Ook de datering van Herkesteijn aan het einde van de dertiende begin veertiende eeuw plaatst de bouw van Herkesteijn waarschijnlijk na de motte in plaats van gelijktijdig. De haven Sie namen daer ten seluen male Voer Bridorp dat weet men wale Jn enen scepe viue min Dan hondert vate biers wasser in Ende souten zalm ende vleisch Daer ophadden si haren eischs.8 In Melis Stoke vinden we ook een aanwijzing voor de haven. Wanneer de haven wordt genoemd, gaat het om een stapelplaats voor Hollands bier (voornamelijk uit Delft), en ook hier in bovenstaand citaat wordt bier genoemd (vijf minder dan honderd vaten bier). De aanvoer van bier is van levensbelang voor de Zeeuwen, aangezien ze geen zoet water hebben op het eiland. Bier is redelijk betaalbaar en goed te drinken, maar het kan niet worden gebrouwen door de afwezigheid van zoet water. Na het verzanden van de haven van Brijdorpe, zo gaat het verhaal, neemt Brouwershaven de rol van stapelplaats over. Brouwershaven komt voor het eerst voor in een akte van 1318, het oudste gedeelte van de kerk lijkt te stammen uit ongeveer 1300 (in een balk staat het jaartal 1293 gekerfd) en vrij snel wordt Brouwershaven ingesteld als haringmarkt. Het is duidelijk dat dit de periode is waarin Brouwershaven snel opkomt. Aangezien dit ook de periode is waar Melis Stoke over spreekt, kan niet met zekerheid gezegd worden of hij het over Brouwershaven of een andere, oudere haven heeft. Dit is ook de periode die direct volgt op de plannen van Floris V om Brijdorpe stadsrechten te geven. Tegen het einde van de dertiende eeuw koopt of krijgt Floris V een stuk grond in het zesdedeel Brijdorpe, dat officieel ook bij het dorp Brijdorpe hoort. Uitgaande van de oorkonde van 18 maart 1285, is er al een haven aanwezig bij dit stuk grond. Drie jaar later krijgen twee steden (de andere is waarschijnlijk Arnemuiden op Walcheren), waarvan er één wordt aangeduid met unum in Schaldia in loco qui dicitur Brijdorpe, vrijheid van tol. Deze haven ontwikkelt zich vervolgens tot de haven die we vandaag kennen onder de naam Brouwershaven. De sluis waarvan sprake is in dit verhaal, is wellicht ook teruggevonden in Brouwershaven in de buurt van het stadhuis. In 1845 stuit men bij graafwerkzaamheden onverwacht op een houten constructie, die na inspectie een sluis blijkt te zijn, die zeker sinds 1556 niet meer in werking is. In dat jaar vraagt men namelijk toestemming om de oude geul van de Sluisvliet te mogen dempen. Hoewel er vrijwel overal sprake is van een oudere haven die meer landinwaarts gelegen heeft, is er geen enkele bron die daar uitsluitsel over geeft. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 19