Heel anders handelde de Nederlandse admiraal Tromp. Eind juli 1652 veroverde hij enkele Engelse vissersschepen. Omdat zijn kapiteins klaagden over tekorten aan opvarenden, werden de meeste Engelse vissers ingelijfd en over Tromps vloot verdeeld. Wel rapporteerde Tromp aan de Staten-Generaal dat hij slechts met becommeringe zo tegen deze arme vissers optrad.17 Zeilend naar het noorden kreeg de voorhoede van Blakes vloot, onder bevel van viceadmiraal William Penn, op 11 juli de eerste Nederlandse vissersschepen in zicht. Het ging om een groep Zierikzeese, Vlaardingse en Maassluisse hoekers, die onbeschermd ver buiten het bereik van de visserijkonvooiers aan hun want lagen. Vijf hoekers uit Zierikzee en drie uit Vlaardingen werden ingenomen. Heel de Zeeuwse vissersvloot zocht daarop een veilig heenkomen en keerde voortijdig huiswaarts.18 Op 22 juli bereikte Blakes vloot de visgronden bij de Orkaden. Daar lag de Hollandse haringvloot onder het toeziend oog van twaalf konvooiers te vissen. Zodra de visserijkonvooiers de Engelse vloot zagen naderen, namen zij hun gevechtsposities in. De kleine en lichtbewapende konvooiers waren echter geen partij voor het grotere aantal Engelse aanvallers, die bovendien veel zwaarder bewapend en sterker bemand waren. Toch hielden de konvooiers zo'n zeseneenhalf uur stand. Drie ervan werden geheel doorschoten, zeven andere moesten geënterd worden. Twee kapiteins hielden zich afzijdig. Dankzij het verzet van de tien visserijkonvooiers slaagden veel haringbuizen erin hun want te kappen en naar huis te zeilen.19 Wel was het vangstseizoen van 1652 voor de Zeeuwen en de Hollanders noodgedwongen vroegtijdig beëindigd. Tromp werd hiervoor verantwoordelijk gehouden, met verwijten overladen en door de Staten-Generaal op non-actief gesteld. Viceadmiraal Witte Cornelisz. de With verving hem. Zijn nederlaag bij Kentish Knock (8 en 9 oktober 1652) zorgde ervoor dat Tromp weer terugkeerde naar de Staatse vloot. Tromp wist dankzij de voor hem succesvol verlopen Slag bij Dungenes (10 december 1652) de Noordzee en het Kanaal open te houden. Desondanks durfden de meeste vissers niet meer uit te lopen. 'Het nemen van vele visbuissen' De Engelse walorganisatie draaide in de wintermaanden van 1652 en 1653 op volle toeren. Schepen werden gerepareerd en nieuwe schepen aan de vloot toegevoegd. Incompetente officieren werden ontslagen, de discipline aangescherpt en de opvarenden gepaaid met hogere gages. Blake kreeg twee andere militairen naast zich als 'generals-at-sea'. Het waren George Monck (1608-1670) en Richard Deane (1610-1653).20 Tijdens de Driedaagse Zeeslag in het Kanaal (28 februari tot 2 maart 1653) delfde de Staatse oorlogsvloot het onderspit. Hoewel Tromps vloot niet werd vernietigd, waren de verliezen groot. Voorlopig had de Engelse vloot vrij spel op de Noordzee. De Zierikzeese visserij werd een van haar eerste slachtoffers. Aan het begin van 1653 maakten reders in Brouwershaven en Zierikzee ondanks de oorlogssituatie hun schepen in gereedheid voor een nieuw vangstseizoen. Het waren de vissersschepen die op kabeljauw en schelvis gingen vissen, de zogenoemde mei- en noordvaarders. Ze verstuurden de gebruikelijke konvooiaanvragen naar het admiraliteitscollege in Middelburg. Gezien de inspanningsverplichtingen om het eskader van luitenant-admiraal Johan Evertsen tijdig in zee te laten lopen, was het beschikbare aantal konvooiers beperkt. Uiteindelijk voer een groot deel van de Zierikzeese visservloot uit onder begeleiding van slechts de Roodhert, een scheepje bewapend met vier stukken en onder commando van kapitein Jan Franssen Wafel.21 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 27