Om het bewijs van het bovenstaande te vinden ging ik op zoek naar het archief van notaris Tenay in Amsterdam. Deze bleek niet te hebben bestaan. Waarom zouden de families Zegers en Was geërfd hebben van Salomon Duplessis? Toen Salomon in 1785 stierf leefden immers zijn twee kinderen nog. In het boek Susanna du Plessis, portret van een slavenmeesteres, een afstudeerscriptie van Hilde Neus-van der Putten (2003), las ik dat Jan Frederik Taunay door Susanna benoemd was tot haar opperadministrateur en opperexecuteur. 'Notaris Tenay' bleek dus te zijn J.F. Taunay, administrateur. In Amsterdam werkte deze Taunay ook samen met Reinier Duplessis, de broer van Susanna. In het archief van de Waalse kerk te Amsterdam vond ik dat deze kerkelijke gemeente een legaat van honderd gulden had ontvangen na het overlijden van Salomon. Notaris Cornelis van Homrigh bleek de notaris te zijn. Toen ik dat wist, was snel het testament van Salomon gevonden. Uit het testament van Salomon is op te maken dat hij zijn dochter beperkt in de vrije beschikking over haar erfdeel. Door middel van een zogenaamd fidëi-commis regeert hij over zijn graf heen. Na het overlijden van Susanna ontstaat onder de erfgenamen en executeurs onenigheid over de verdeling van de Susanna's omvangrijke boedel. Uit het testament van Susanna blijkt niet dat de families Was en Zegers erfgenamen zijn. In de Rotterdamsche Courant van 21 oktober 1797 vond ik een publicatie inzake de afwikkeling van de nalatenschap van Salomon. Het Hof van Holland heeft de achterneven van Salomon Duplessis, Johannes Was en Cornelis Zegers, erkend als mede-erfgenamen, (in het verslag van het Hof worden de namen geschreven als Wasch en Seegers). Salomon Duplessis trouwde in 1737 te Paramaribo met de zeer vermogende Johanna Margaretha van Striep, die eerder getrouwd was met Daniël Pichot. Salomon verwekte bij haar twee kinderen: Maria Susanna Duplessis (1739-1795) met de roepnaam Susanna en Reinier Isaac Duplessis (1741-1787). Uit het huwelijk Pichot-van Striep was eerder de zoon Jan Willem Pichot (1730-1802) geboren. Salomon, die als lid van de Raad van Politie in Suriname verbleef, werd door zijn huwelijk ook eigenaar van plantages. Hij moest evenwel vanwege een conflict met gouverneur Mauritius Suriname verlaten. Hij woonde daarna als commensaal aan de Herengracht te Amsterdam in 'Het Blauwe Huis' van 1757 tot 1781. Zijn dochter Susanna bleef achter in Suriname en exploiteerde met haar echtgenoot de plantages. Zij is er twee maal getrouwd, maar bleef kinderloos. Deze puissant rijke kinderloze dochter Susanna Duplessis staat bekend als de meest wrede slavendrijfster in Suriname. Haar wreedheden zijn evenwel nooit bewezen. Susanne mag dan bekend zijn als een wrede slavenmeesteres, haar slaaf Frederik, een mulattenjongen, droeg zij een warm hart toe. Hij erfde van haar een stuk grond en vijfhonderd gulden contant, zodat hij na haar overlijden als vrij man in zijn onderhoud kon voorzien. De in haar testament genoemde belangrijkste erfgenaam Salomon Reinier Marius Pichot (later Pichot-du Plessis), haar peetzoon en een kleinzoon van Jan Willem Pichot, kon met zijn erfdeel het kasteel Blankenberg bij Cadier en Keer in Limburg bouwen. Dat gebeurde lang na haar dood, omdat er zo lang onenigheid was over de verdeling. Op de plantage Nijd en Spijt werd door de slaven hard doorgewerkt en kon de familie Pichot een goed leven hebben! De vader van Salomon, Michel Duplessis kwam als hugenoot uit Dieppe (Frankrijk) naar Bergen op Zoom. Hij was lid van de Waalse kerk en daar voorlezer en koster. Later wordt hij ook genoemd als chirurgijn. Uit een eerste huwelijk (1685) met 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 36