Vertel ons, wat zal er van onze jongen worden? Wij zouden binnen een jaar een man van hem willen maken, een man met karakter, een man met principes die de verleidingen van voorspoed kan weerstaan en de klap van een tegenslag, een ijverige leerling van de levensschool. En toch is er zoveel instabiliteit en ondoordachtheid! Hoe is het mogelijk? Zijn die ook een voortbrengsel van gezondheid? Het is bijna te gek, maar wij geloven dat het zo is. Want als onze jongen ziek is, missen wij dan niet dat soort instabiliteit? - dan is hij meegaand en rustig - dat is zo onaangenaam vreemd voor ons, en verlangen wij naar zijn spoedig herstel. Wij voelen dan duidelijk dat al zijn fluiten en rare grappen typisch voor die jongen zijn; ja zelfs beschuldigen wij ons zelf ervan dat wij onverdraagzaam zijn geweest met dat kind en beloven ons te verbeteren na zijn herstel. Welnu! Laten wij een deel van zijn gezondheid wegnemen, laten we hem zwakker maken, minder levendig en meer afhankelijk. Nee, dat willen we ook niet. Wat dan? Heb geduld totdat er iets waarlijks groeit uit al deze tegenstrijdigheden en onevenwichtigheden, totdat er iets goeds uit geboren wordt, geloof echt dat zij het resultaat zijn van het streven naar het hoogste doel, perfectie; - vertrouw er op dat het in stand houden van gezondheid gezond verstand is, dat gezond verstand wijsheid voortbrengt en dat wijsheid leidt tot deugd en geluk. We kunnen zeker niet anders en besluiten daarom alle effecten van gezondheid te tolereren, maar tegelijkertijd komen wij tot de conclusie dat de gezondheid van onze jongen een schat aan wijsheid vereist. O, weelde van gezondheid! Je eist zo veel. Vereis je niet meer dan wij bezitten? En terwijl wij onze jongen zo ernstig toespreken, luistert hij absoluut niet naar ons, het gevoelloze schepsel is de rijen dakpannen op het huis van de buren aan het tellen. Hij hoort onze waarschuwing en onze terechtwijzigingen niet, hij voelt niets van ons verdriet. Weelde van de gezondheid! Je wordt ondragelijk; alleen jij bent de reden dat ons kind geen spijt heeft en ons niet meer trouw en liefde voor zijn boeken belooft. En zo is het werkelijk. Maar laten wij redelijk zijn. Bedenk dat onze jongen vertrouwen heeft in zichzelf, zelfvertrouwen, hetgeen het fraaie gevolg is van gezondheid. Maar, dat zelfvertrouwen stelt hem tevreden maar ons niet. Wij weten beter dan hij, dat hij goed voorbereid moet komen. Echter, wij zullen het met hem riskeren. De professoren geven niet altijd de voorkeur aan geleerde jongens van een jaar of veertien of vijftien, zij zeggen daarvan dat ze alleen maar "getraind" zijn voor het examen; dat wat ze geleerd hebben niet hun eigendom is. Die heren weten op grond van hun ervaring wat dat betekent, want zijzelf moeten hun leerlingen ook "trainen" om ze klaar te stomen voor de hogescholen. Daarnaast geven deze heren de voorkeur aan jongens met gezonde hersenen en die vinden ze alleen onder jongens met gezonde lichamen. Aardige jongens, die altijd thuis gehoorzaam, vriendelijk en hoffelijk zijn, die vlijtig op school studeren en die beleefd zijn op straat, - dat is het ideaal van duizenden ouders. Is het heel erg dat het nooit wordt gerealiseerd? En vreemd om te zeggen, - onze eigen kinderen schijnen het verst verwijderd van die realisatie. Ik vraag mij af of dat komt doordat wij onze zoon beter kennen dan die van de buurman, die wij de hele middag de tuin zagen opruimen. Dat leek een aardige jongen, die zijn moeder vreesde en respecteerde, maar ongelukkigerwijs betrapten wij hem laatst bij toeval toen hij uit uw moeders provisiekast stal. 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 45