onze voorspoed ontspringen steeds hoger om ons heen, en de bronnen van ons geluk vloeien nog steeds overvloediger. Een fantastisch gezicht! Maar helaas, - daar zien wij een klein plekje, slechts ongeveer twee vierkante meter en daarnaast staat de schop. Is het waar dat onze echtgenote, die de ziel van onze zoon was en het wezen van ons leven, daar is begraven? Een donkere wolk verschijnt daar boven ons pad; een wolk van verdriet en kwelling die ons leek te doen stikken; en hoewel het verderop iets dunner wordt, stijgt het toch hoog op tot waar wij nu staan en rust het op ons grijze hoofd. Het lijkt dat bij dat graf het einde van ons vaandel is aangebroken, hij hangt laag en lusteloos. Kracht is hem ontnomen en ligt in dat graf. Een deel van ons "IK" is verloren gegaan, waar zullen wij het weer vinden? Wij zijn alleen, helemaal alleen in de wereld, zelfs te midden van duizenden liefhebbende vrienden. Weg is de geliefde die onze wereld schiep en die voor ons een wereld bedekt met een sluier van rouw achterliet. En zie je de kleine rivier die van het graf stroomt? Het bevat de tranen die wij schreiden. En zie je dat het vocht in die rivier modderig is? Dat komt doordat het de modder van onze ijdelheid bevat. Het was moeilijk en wreed om zich ook daarvan los te maken, want we hadden nooit eerder geweten dat ijdelheid en zelfbedrog ons zo dierbaar waren, omdat wij geleerd hadden hen slecht en gevaarlijk te noemen, maar nu wij bevrijd van ze zijn, voelen wij hoe vaak zij ons ontrouw deden zijn aan het motto dat wij op ons spandoek schreven. En de dode fluistert ons toe~vanuit de wereld van de geesten: "Ga door, - mijn vertrek maakte jullie verstandiger, - houdt jullie vaandel omhoog, ga verder!" Daar zien wij weer hoe wij het hoog in de lucht steken en hoe onze kinderen het ook willen dragen. En hoewel hij niet zo vrolijk wappert als voorheen, lijkt het toch alsof de kleuren helderder zijn en zijn letters mooier glinsteren als daarvoor. Sommigen voegen zich bij ons en zeggen: "Wat is jullie vaandel mooi, sta ons toe jullie te helpen het te dragen." En vanuit de wereld van de geesten werpen onze doden ons een glimlach toe. Ontmoeten wij onsterflijkheid weer? Jullie werden tot nu toe door een ondoor dringbare mist omgeven, maar nu hebben we je gevoeld en geproefd. Wij zien ons weer omringd door nieuwe bronnen van voorspoed, weer ontspringen vele fonteinen van geluk op ons levenspad. Maar de bronnen van onze tegenspoed zijn nog niet gestopt. Zien jullie die oprecht geliefde zoon, die zoon van onze hoop, die Gods gave van onze doden? Zien jullie hoe hij op het verkeerde pad loopt en hoe wij waken en werken om hem er vanaf te krijgen? Toen wij bij het graf van onze geliefde stonden, dachten wij dat de strafmaatregel voortduurde, terwijl de jongen ons leerde dat verachtelijke liefde veel slechter is dan de dood. Zien jullie nu hoe ons haar grijs wordt en hoe ons innerlijk lijden zich begint af te tekenen op ons gezicht? Maar hoe fortuinlijk! Met het leven beschikken we ook over gezondheid en die verschaft ons opbrengst, werk, en werk brengt liefde voort en liefde verfijnt de ziel. En verfijning en liefde worden zelfs gewaardeerd door ondeugd. Zelfs onze arme zwalkende jongen kan zijn ogen niet afhouden van ons vaandel, waarop wij deze woorden schreven. Het is waar dat hij er niet op in gaat; maar wij zien dat hoe vaker hij er naar kijkt hij wordt aangetrokken door zijn glanzende schoonheid en het verfrissende licht, die het in zijn donkere ziel doet stromen. Dat is de reden waarom onze verstijfde hand dat vaandel nu met smart, maar ook met vertrouwen zo omhoog steekt. 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 51