60
zorgen, geen beslommeringen, geen banden, alles wat trouwen anders toch meebracht,
vond hij, druk redeneerend, achterover in zijn stoel, de voeten op de warme plaat van
den haard, behaagelijk gehuld in een rookwolk van zijn pijp. En waartoe? Hij zou onder
zijn talrijke bloedverwanten wel erfgenamen vinden, die zijn geld zouden willen hebben!
en hij lachte even.
"Om den naam", vond zijn oom. Op Haemstede waren nog wel Mogges maar de tak van
Renesse zou toch met hem uitsterven. "Mijn naam? Mijn naam zal ik aan den stad laten",
zeide Pieter, plechtig opeens, met een enkel gebaar van zijn welgevormde hand. Mr. Jan
Danielsz. Ockersse boog even, zwijgend, getroffen.
Zierikzeesche Nieuwsbode 12-06-1909
Leiden 9 juni
In de heden alhier gehouden jaarlijkse vergadering van de Maatschappij van Nederlandse
Letterkunde werden benoemd tot lid o.a. de heer mr. W. Polman Kruseman, griffier der Prov.
Staten van Zeeland te Middelburg en mej. L. Engelberts te Zierikzee
Weg uit Zierikzee
In 1737 veranderde het leven van Pieter Mogge radicaal: hij werd benoemd tot
Generaliteitsrekenmeester te 's-Gravenhage.
Daar was niemand zo geschikt voor als hij, zoo rijk, zoo hoffelijk, zoo werkzaam. Hij kon
niet bedanken en was de enige die kon gaan en de eer en het aanzien van de provincie
ophouden. Zuchtend gaf hij toe; hij zou de stad moeten verlaten en zich in Den Haag
gaan vestigen. Veel gaf hij op, maar voor het algemeen welzijn moest men zwichten.
Het afscheid was heel hartelijk. Pieter, buigend, vriendelijk knikkend tegen bekenden; de
schoutsdienaren het volk op een eerbiedige afstand houdend, dat samen was gestroomd
uit de zijstraatjes en belangstellend toekeken: "Wat een bagasie, ej?" bij de zoveelste
koffer die aan boord werd gekruid: "Wat eit die man er allemeél in?" Mr. Pieter Mogge
kijkend naar de haag menschen, niets ziende echter, alsof het lucht was, toch inwendig
goed gestemd er over - zoo'n belangstelling - knikte vriendelijk tegen de dominé's
die en corps gekomen waren om hem vaarwel te zeggen en diep buigend voor hem
bleven staan. "Dank U, dank U, Dominé," toen de oudste zijn rede had uitgesproken vol
eerbiedige afscheidsgroeten. "Ja het kost mij moeite Zierikzee te verlaten, maar ik zal mijn
stad niet vergeten en ik kom toch terug: ik houd mijn huis aan," en met dalende stem:
"ik zal de armen blijven gedenken, Dominé". Pieter ging aan boord. Langzaam zeilde het
schip de haven uit, en hij tuurde naar de scherpe, puntige daken van de stad, naar het
sierlijke stadhuistorentje met zijn vergulden Neptunus, naar den zwaren St. Lievenstoren,
naar de lustig draaiende wieken van den molen, hoog staande op het bolwerk bij de
haven. "Ik laat er mijn hart", zeide hij opeens, licht bewogen tot de vrienden, die de reis
met hem mede maakten tot Rotterdam.
Pieter Mogge op latere leeftijd
In de winter van 1742-1743 verbleef hij een periode in zijn vaderstad. Zijn oom
Ockersse van Dreischor was gestorven en hij was de belangrijkste erfgenaam. Toen
bewoonde hij het grote huis in de Manhuisstraat, dat lang van de Ockersses was
geweest. Er moest veel geregeld worden ten aanzien van de erfenis. Toch vond
Mogge ook tijd om na te denken: over Zierikzee.