De heer Cock had na afloop van de festiviteiten toch wel wat kritiek. Hij was ervan 'overtuigd dat binnen afzienbare tijd een zeer winstgevende exploitatie zal worden verkregen', maar vond ook dat de nv 'haar werkkrachten en alles wat ze nodig heeft dan ook uit de omgeving moet betrekken. Het vindt zijn oorzaak in het feit dat de bestuurderen der nv nog niet het gewenste contact hebben met de bewoners, en de buiten het eiland wonenden worden bevoorrecht.' Het vliegveld zelf moest nog worden verbeterd: wanneer er geen wind was, was de uitloopmogelijkheid voor de vliegtuigen te kort, en in de zuidwesthoek lag een poel die nog gedempt moest worden. Verder was er dringend behoefte aan een hangar. De Schouwsche Boer Vanaf juli onderhield de klm een geregelde luchtlijn tussen het Rotterdamse vliegveld Waalhaven en Haamstede. De lijn was vanaf de eerste dag een enorm succes, niet vanwege het vrachtvervoer (in heel 1931 vervoerde de klm niet meer dan tachtig kilo vracht van Haamstede naar Rotterdam) maar dankzij het passagiersaanbod. Voor veel Nederlanders was een retourtje Rotterdam - Haamstede of een rondvlucht boven Schouwen de eerste kennismaking met de luchtvaart. Er werd al snel drie dagen per week gevlogen en voor de aanvoer van de passagiers kwam een geregelde busdienst vanaf Zierikzee naar het vliegveld. De nv maakte de verbouwing van de boerderij Lust en Leven tot Hotel Restaurant De Schouwsche Boer (met tennisbaan!) haastig af om de onverwachte toeristenstroom te ontvangen. 'Een hofstede is omge toverd in een riant zomerverblijf te midden van een ideale omgeving,' schreef de Nieuwsbode. 'Het is de voorloopster van het te bouwen grote hotel dat bij de vuurtoren zal komen.' Ook de eerste vakantiehuisjes werden door de krant bezocht ('luchtige kamers en hoogst doelmatige indeling'), alsmede 'de prachtige tuin van Ir. Kees Dussel naast de frees waarmee het weiland werd gescheurd. Rechts staan de heren E. van den Broek en J.J. Cock van het luchtvaartcomité (foto collectie W. de Vrieze)

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 74