Burgemeester j. schuurbeque boeye (1891-1955) Bestuurder in crisistijd door Allard M. van Wely In mijn jeugd vond ik bij mijn ouders thuis een kopie van een feestrede die mijn grootvader uitsprak als burgemeester van Zierikzee. Dat was ter ere van het 1100-jarig bestaan van de stad in 1949. Een lang getypt document op speciaal voor dat feest gemaakt briefpapier, met een afbeelding van de Sint-Lievensmonstertoren in rood en zwart, de kleuren van Zierikzee. Wie was de man die deze feestrede hield? Mijn moeder sprak met liefde en ontzag over haar vader. Ze zei dat hij veel humor had en gepeperde uitspraken kon doen, maar ook dat hij bars en autoritair kon zijn. Dat hij een boekenliefhebber was en een intellectueel, die tot laat in de avond in zijn studeerkamer zat te lezen of te werken. Ook sprak zij over zijn grote liefde voor Zierikzee. Maar hij had het als burgemeester moeilijk gehad. Verder zweeg zij erover. Waarom en waarover zweeg mijn moeder als het ging over haar vader? Had hij het als burgemeester allemaal wel goed gedaan? Waarom had mijn grootvader een berisping gekregen voor zijn optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog? En hoe was het verlopen in Zierikzee na de watersnoodramp in 1953? Dit waren vragen waarop ik thuis onvoldoende antwoord kreeg. Het was voor mij aanleiding om een onderzoek in te stellen naar het functioneren van mijn grootvader als burgemeester. Dit artikel is daar het resultaat van. In een terugblik op zijn burgemeesterschap zegt mijn grootvader: 'Twintig jaar is een stuk van een mensenleven. Gedurende die twintig jaren bleven de problemen niet uit. Tot 1938 leed de stad onder allerlei gevolgen van de grote werkloosheid onder de landarbeiders en handwerkslieden. Velen herinneren zich nog de niet bepaald populaire werkverschaffingscommissie, die het werk zo moest spreiden, dat de werklozen gemiddeld aan een bedrag tussen de 10 en 12 gulden per week kwamen. Ziet men daarop terug, dan kan men zeggen: ach, wat een gemodder en wat een leed van mensen was er toen. Maar ook: hoe weinig begrip bestond er toen voor de sociale nood. In 1940 kwamen de oorlogsjaren met hun even zovele moeilijkheden. Toen kwamen de jaren van herstel met ontzaglijk veel arbeid. In februari 1953 vernielt de zee in enkele uren tijds vele levens en wat velen zich voor hun leven dachten te hebben opgebouwd. Veel leed is er toen over dit eiland gekomen. Van deze drie perioden zijn de beide laatste lichamelijk en geestelijk wel de zwaarste geweest.' Deze woorden spreekt jhr.mr. Jacobus (Koos) Schuurbeque Boeye tot de gemeente raad van Zierikzee in een openbare raadsvergadering in 1954. Die vergadering staat in het teken van de viering van zijn twintigjarig ambtsjubileum als burgemeester. Jeugd en studententijd Koos Schuurbeque Boeye ziet het levenslicht in Middelburg op 22 oktober 1891, als enig kind van jhr.mr. Johan Schuurbeque Boeye, rechter te Middelburg, en Constantia Margaretha Copes van Hasselt. Over zijn jeugd is weinig bekend, behalve dat hij als achtjarig kind met zijn ouders naar Utrecht verhuist, waar zijn vader rechter wordt. Koos is een lastig en onhandelbaar kind en hierdoor belandt hij op de Brinioschool 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 85