Van 1916 tot en met 1919 is~Koos onder de wapenen. Hij doorloopt alle rangen en wordt reserveofficier bij de Grenadiers en Jagers en wordt gelegerd te Den Haag. Tijdens het revolutiejaar 1918 helpt hij mee met het onderdrukken van straatrellen en krijgt daarbij een keer een straatsteen tegen zijn hoofd. Maar hij deelt ook rake klappen uit. In 1925 schrijft hij in een korte levensbeschrijving dat hij zich eigenlijk door alles heen nog steeds soldaat voelt en het brave burgerlijke leven soms hartgrondig verfoeit. Zijn werkzame leven begint Schuurbeque Boeye bij het Rijksbureau voor de Distributie van Graan en Meel in Den Haag. Daarna werkt hij korte tijd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. En van 1919 tot en met 1934 is hij commies bij het Centraal Bureau voor de Statistiek en promoveert er tot bureauchef. Als hij solliciteert naar de functie van burgemeester van Zierikzee wordt hij benoemd. Op 2 oktober 1934 volgt zijn installatie. Schuurbeque Boeye blijft er burgemeester tot aan zijn overlijden. In zijn Haagse jaren is Koos lange tijd vrijgezel. Zijn moeder overlijdt tijdens zijn studententijd en zijn vader in 1923- Daarna is hij alleen. Naast zijn werk heeft Koos dus tijd voor vertier en gezelligheid. En hij geniet van het sociale leven dat Den Haag te bieden heeft. Zo is hij lid van de Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte, de deftige Haagse herenclub aan het Plein. Hij wordt lid van de illustere broederschap Octavia. Octavia is een gezelschap van acht heren en Schuurbeque Boeye doet er zijn intrede in 1924. Als bijzonderheid kan worden genoemd dat dit gezelschap jaarlijks op de avond van Driekoningen (6 januari) een diner houdt, dat wordt afgesloten met het opdienen van een taart waarin een zilveren boon verborgen zit. Diegene die de boon in bezit heeft, is de koning van het gezelschap voor het komende jaar. Dit gebruik is door de oprichters ingesteld en bestaat nog steeds. Daarnaast wordt bij intrede in de broederschap een Latijnse naam aangenomen. 85 Trouwfoto Koos en Jet Schuurbeque Boeye-Tollenaar foto privébezit)

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2013 | | pagina 87