Al in 1942 dreigen de Duitsers met het evacueren van Zeeuwse gebieden, omdat
ze verwachten dat daar een geallieerde invasie zal plaatsvinden. Ze besluiten tot
het onderwater zetten (inunderen) van onder andere heel Schouwen-Duiveland.
Uiteindelijk krijgt Schuurbeque Boeye op 14 februari 1944 het bericht van de Duitsers
dat Zierikzee voor 5 maart geëvacueerd moet zijn, anders volgen er strafmaatregelen.
Het gemeentebestuur wijkt uit naar Kloetinge en Schuurbeque Boeye gaat met zijn
gezin in Goes wonen. Na zijn vertrek vestigt de Duitse staf zich in de Zeikenhof.
In 1945 wordt het huis gebombardeerd door de geallieerden en brandt het volledig
af. Ook achtergelaten spullen en aantekeningen van Schuurbeque Boeye gaan
verloren.
De jaren dertig
Bij zijn aantreden als burgemeester zijn de verwachtingen hooggespannen. Het
besturen zou Koos in het bloed zitten, maar hij heeft het tij niet mee. De jaren
dertig kenmerkten zich door bittere armoede en grote werkloosheid. Pas toen de
regering-Colijn in 1936 de vaste wisselkoers van de gulden losliet, daalde de waarde
van de gulden en begon de economie weer aan te trekken. De werkloosheid in de
jaren dertig is in Zierikzee een groot probleem. En de aanpak van het probleem
blijkt lastig, want tijdens een van de eerste raadsvergaderingen van Schuurbeque
Boeye blijkt dat er verschil van mening bestaat over de steunregeling aan werklozen
en de regels die de werkverschaffingscommissie hanteert voor tewerkgestelden.
De steunregeling is een financiële vergoeding voor werklozen, terwijl de werk
verschaffing langdurig werklozen juist aan werk probeert te helpen door
werkverschaffingsprojecten en daar loon voor uitbetaalt. Een roulatiesysteem moet
ervoor zorgen dat iedereen aan bod komt. Maar omdat er niet veel werk is, belandt
een groot deel van de tewerkgestelden voor een bepaalde periode in de wacht.
Het verschil in opvatting over de toepassing van de regelingen bij het gemeente
bestuur leidt tot chaos en ontevredenheid bij de arbeiders in de werkverschaffing.
In maart 1935 weigert een deel van de arbeiders uit protest grondwerk te verrichten,
omdat een gedeelte van hen dat aan de Westhavendijk moet werken, loon uitbetaald
krijgt, terwijl het andere deel dat te werk was gesteld in de Dijkwaterpolder, geen
geld krijgt.
Er is ook grote onvrede over de hoogte van de uitkeringen. De werklozen kunnen
met het geld niet rondkomen. Het is te weinig om van te leven en net te veel om
van dood te gaan. Ze komen uit protest verhaal halen op het stadhuis en hinderen
daarbij het gemeentepersoneel in hun werk. De zaak wordt gesust, maar er moet
wel iets gebeuren. De raad besluit een ambtenaar voor Sociale Zaken aan te stellen.
Hij moet orde op zaken stellen onder de werklozen en hun situatie verbeteren.
Maar in de zomer is die ambtenaar er nog steeds niet. In het najaar van 1936
wordt een protestvergadering gehouden door de Zierikzeesche Bestuurdersbond
over de slechte werkloosheidsvoorziening en de veel te lage lonen die worden
uitbetaald door de werkverschaffingscommissie. Zierikzee is in vergelijking met
andere gemeenten achtergebleven in de voorzieningen. Er zijn wel verbeteringen
aangebracht, maar het is nog niet genoeg. De zeven gulden per week voor man
en vrouw is gestegen tot acht gulden in de werkverschaffing, plus 75 cent voor
ieder gezinslid. Voor niet-landarbeiders wordt als steun aan werklozen acht gulden
gegeven plus 75 cent en nog eens 50 cent aan toeslag. Deze verhouding deugt niet
omdat men uit de werkverschaffing meer moet ontvangen dan uit de steunregeling,
anders treedt werkschuwheid op. Het verzoek aan burgemeester en wethouders is
89