Middelburg zijn eerste poorter met een joodse achtergrond: Pieter Valladolid.
Amsterdam volgt pas in 1597 met Manuel Rodriques Vega.2 Reijersbergen op zijn
beurt vermeldt in zijn kroniek dat er in 1497 joden in Veere verbleven. Ten slotte
kwam bijna negentig jaar na de provinciale synode in Zierikzee de eerste officiële
synagoge buiten Amsterdam tot stand: in Middelburg, in het jaar 1705.
In de tussentijd waren er wel min of meer formele handelscontacten op Schouwen-
Duiveland; vooral met de smalstad Brouwershaven. Zo had Cornelis van der Maas,
vermoedelijk wonend in Brouwershaven, op 9 februari 1703 van 'een jood genaamd
Isaak' de opdracht gekregen om een pakje geld te overhandigen aan Commetje
Jacobs, die in Brouwershaven woonde. Een en ander is vastgelegd door notaris
Jacobus Trompert.3 En uit het kerkarchief van Brouwershaven blijkt dat door diaken
Jacobus Constands op 2 februari 1753 een bedrag van twee Vlaamse 'grooten' is
ontvangen 'van een jood voor het oude geld'. Er was meer geldhandel op het
eiland. Zo leende de schepen van Kerkwerve, Paulus Hocke, op 17 juni 1794 een
bedrag van vierhonderd Vlaamse ponden van de Dordtse koopman Abraham
Salomon Rubens. 'Al zijn goederen' dienden als onderpand van deze lening.
De contacten werden in de loop van de tijd intensiever. Zo verzocht 'slagter' Meijer
Abrahams op 13 april 1779 om inwoning in de stad Brouwershaven. Dit verzoek
werd gehonoreerd. Maar niet iedere joodse familie kreeg toestemming. Het verzoek
van 28 juni 1782 van Joseph Heijman, zijn vrouw en zeven kinderen om zich in
Brouwershaven te mogen vestigen werd afgewezen.4
Het waren vaak slagers die zich als eersten vestigden in de mediene (alle joodse
gemeenten op het platteland, 'in de provincie'Meestal worden hiermee tegenwoordig
alle gemeenten buiten Amsterdam aangeduid). Begrijpelijk als we uitgaan van het
idee dat joodse bewoners zich willen houden aan hun specifieke spijswetten.
Er valt in het archief van de stad Brouwershaven te lezen dat op 5 oktober 1779 een
zekere Emanuel Cohen in de Noordstraat een huis bewoonde van de huisarmen.
Uit het doopboek van de gereformeerde kerk van de stad valt op te maken dat
Emanuel Hartog en Sara Salomons op 7 sivan 5539 (22 mei 1779) een dochter
kregen: Eva, met als bijschrift 'jood'. Conclusie: vermoedelijk woonden er officieel
in Brouwershaven eerder joden dan in Zierikzee.5
Een jaar later moeten er ook in Zierikzee joden wonen. Dit blijkt uit het verslag van
28 februari 1780:
Pieternella Pieters gezworene vroedvrouw alhier verklaart ter requistie van Heer Taco
Pibo Brugmans, baljuw van Zierikzee, dat zij op 25 januari 1780 (18 sjevat 5540) is
gerequireerd bij de huisvrouw van de Joodse slager Meijer Abrahams wonende alhier,
die net bevallen was van een doodgeboren meisje. Tevens was aanwezig de huisvrouw
van de Jood Emanuel Cohen mede wonende alhier. Meijer Abrahams heeft het kind met
permissie van de baljuw deser stad begraven op zijn erf en heeft het, op recommandatie
van twee Joden uit Zierikzee die hij niet kent, opgegraven, in een kistje gedaan, naar
Zierikzee gebracht en aan de beurtman van Zierikzee op Middelburg gegeven met adres:
Hertog Hendriks.6
In Middelburg waren op dat moment de enige joodse begraafplaatsen van Zeeland.
Pas in 1788 werd het joden elders toegestaan om (wel buiten de stadsmuren) eigen
begraafplaatsen in te richten. Keizer Jozef II had op 26 juni 1784, voor de christelijke
genootschappen in de Nederlanden, eerder bepaald dat het begraven in de kerk
vanwege gezondheidsrisico's niet meer werd toegestaan.
8