m
Willem Gerardus Boot Wzn. werd op 5 februari 1872 in Burgh geboren als zoon van Willem
Boot en Johanna van Zuijen. Zijn vader was gemeentesecretaris van de gemeente Burgh.
De burgemeester moest Burgh vanaf 1853 delen met Haamstede. Als burgemeester Bolle
op 1 maart 1918 afscheid heeft genomen van Haamstede en Burgh wordt W.G. Boot
Wzn., die in 1898 zijn vader als gemeentesecretaris was opgevolgd, bij Koninklijk Besluit
van 23 april 1918 in zijn plaats benoemd. Het was voor de dorpsgemeenschap van
Burgh heel bijzonder om een burgervader uit de eigen burgerij te mogen verwelkomen.
De nieuwe burgemeester was op 16 juni 1899 getrouwd met Elizabeth Cornelia Blom. Het
echtpaar Boot-Blom, dat kinderloos bleef, heeft zich op een bijzondere manier ingezet
voor het dorp. Zo schonken zij de grond voor de bouw van een nieuw gemeentehuis.
Toen nieuwbouw niet haalbaar was, Burgh zat erg krap bij kas, kocht de burgemeester
een woning aan de Hogeweg. Dit huis werd geschikt gemaakt als onderkomen voor
het gemeentebestuur. De inrichting kwam eveneens voor een groot deel voor rekening
van het echtpaar. Ook schonken zij in 1931 een bedrag van 750 gulden voor de aanleg
van een ondergronds elektriciteitsnet. Een warme belangstelling genoten de school en
de kinderen. Ter gelegenheid van hun zilveren huwelijksfeest in 1924 boden zij een
feestmiddag aan. De jaarlijkse stranddag voor de laagste klassen werd door hen betaald,
evenals de potplantjes voor de Floralia-vereniging, die door de kinderen thuis werden
opgekweekt. In de necrologie in de pzcna zijn overlijden op 24 december 1949, stond:
'Hij had een levendige belangstelling voor de sociale vooruitgang in zijn gemeente, die
onder zijn leiding regelmatig in bloei toenam.' Burgemeester Boot was medeoprichter
van de Boerenleenbank te Burgh hij was ook kassier en voorzitter) van de Vereniging
voor Vreemdelingenverkeer (ook voorzitter), van de Kolenvereniging en het Groene
Kruis. Hij zette zich in voor het Ziekenfonds Wilhelmina en had een belangrijk aandeel in
de totstandkoming van de waterleiding op Schouwen-Duiveland (hij was secretaris van
het bestuur). Ook op kerkelijk en cultureel gebied was hij actief. Voor zijn verdiensten
werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
De crisis, de oorlog en de watersnoodramp
De gevolgen van de economische crisis in de jaren dertig werken nog steeds door
in het onderwijs. Een benoeming van een onderwijzer in vaste dienst is onmogelijk,
alleen de aanstelling van een kwekeling-met-akte of een wachtgelder wordt toege
staan. De k.m.a. Iman W. Bakker doet in 1939 nog een verwoede poging om een
hogere beloning te krijgen, maar de raad wijst resoluut zijn verzoek af: '500 gulden
is het maximum!'
Door de oorlogsomstandigheden verandert er veel. Met ingang van 1 september
1941 wordt een nieuwe verordening op administratief rechtelijk gebied van kracht.
Dit betekent een grote omwenteling in de wijze van bestuur van de gemeente.
Burgemeester jhr. Albert van Citters, de opvolger van W.G. Boot Wzn., deelt de raad
op 29 augustus mee, dat het nog niet mogelijk is om daarover een duidelijke
uiteenzetting te geven. Met dankwoorden aan de raadsleden en wethouders sluit de
voorzitter de vergadering en neemt van alle leden met een handdruk afscheid.
Voortaan lag het bestuur van de gemeente in handen van de burgemeester, waarbij
de wethouders assisteerden. Pas in 1946 wordt een nieuwe raad geïnstalleerd.
Volgens de opgave van 5 juli 1945 door het schoolhoofd is er enige oorlogsschade
aan de school. Het betreft beschadigingen aan muren en plafonds. Deze zijn eind
1944 veroorzaakt door de legering van dertig Duitse militairen in de school
gedurende tien dagen. Er is geen officiële vordering geweest en nimmer een
vergoeding ontvangen. De geraamde schade bedraagt 120 gulden. Glasschade is er
112