geboren. Ook daarvan overleden er twee vroegtijdig. En in 1826 volgde opnieuw
een tweeling, Simon en Sara. Simon Baager overleed binnen een maand. Sara werd
uiteindelijk bijna tweeënzestig jaar.
De geboorte van een kind werd meestal in huiselijke kring gevierd. De synagoge
speelde daarin geen rol van betekenis. Hetzelfde gold voor de brith mila, de besnij
denis van de pasgeboren zoon, gebruikelijk op de achtste dag na de geboorte.13
Ook dat gebeurde bij de ouders thuis.
Een overzicht van de aantallen joodse geboorten op het eiland in de periode 1762
tot en met 1936 geeft aan dat er in totaal 254 geboorten hebben plaatsgevonden.
Maar daar zijn dubbeltellingen bij, doordat dezelfde personen onder meerdere
namen voorkomen. Van 188 personen in de periode 1811 tot en met 1936 is met
zekerheid te stellen dat hun geboortegegevens uniek zijn. Van dit aantal zijn er
91 van het mannelijke en 97 van het vrouwelijke geslacht. Topjaar was 1853 met
acht geboorten, gevolgd door 1861 en 1863 met elk zes geboorten. De grootste
•geboortegolf ligt in het midden van de negentiende eeuw: 31 geboorten. Het is
ook de periode waarin de joodse gemeenschap op Schouwen-Duiveland haar
grootste omvang bereikt: ongeveer 90 personen in het jaar 1853 (volgens het Verslag
van den toestand der gemeente Zierikzee over het jaar 1853).
Voor de provincie Zeeland lag de piek in het jaar 1847: 711 personen. In de jaren 90
van diezelfde eeuw lijkt er een kleine opleving te zijn: een Schouwen-Duivelands
geboortegolfje van zestien geboorten. Er is dan ook een kleine opleving van de joodse
gemeenschap. De hoofdoorzaak hiervan lijken de pogroms in Rusland (en Oost-
Europa) te zijn. Diverse nieuwe eilandbewoners komen daar oorspronkelijk vandaan.
In totaal zijn over de eerder genoemde periode van 1811 tot en met 1936 vijf
tweelingen geboren. Drie gemengde tweelingen, jongen en meisje (Van Oss,
Barkelau en Van Kloeten) en twee tweelingen van het vrouwelijk geslacht (Van Oss,
Velleman).
Gezien het aantal joodse inwoners op het eiland kunnen er over de grootte van de
gezinnen geen bijzondere conclusies worden getrokken. Wel kan worden gesteld
dat vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw ook hier de gemiddelde gezins
grootte daalde. Zo kreeg het echtpaar Aron Henoch Frenk en Rosina de Wolf, die
op 1 mei 1815 in Zierikzee trouwden, veertien kinderen. Hun dochter Jeanette
Frenk, die op 3 november 1852 te Zierikzee trouwde met David Daniël Frank, kreeg
negen kinderen. En rond het begin van de twintigste eeuw kreeg het gezin van
Jakob Labzowski en Betsij Bregman zes kinderen. Deze aantallen lijken het idee te
bevestigen dat, naarmate de levensomstandigheden verbeterden, het gemiddeld
aantal kinderen per gezin afnam.
Twaalf joodse inwoners hebben bij verschillende notarissen hun testament laten
opmaken. De eerste in 1815; de laatste in 1890. Mozes Menkes Levi Frank heeft zijn
eerste testament uit 1859 nog tweemaal aangepast, in 1866 en 1867. Grietje Jacobs
Zwaab heeft dit eenmaal gedaan.14 Beiden zijn in Zierikzee begraven. Op het 'Beit
Hachajiem' - Huis van de Levenden15 (de joodse begraafplaats) te Zierikzee - 'een
Gedeelte van den Bleijk agter het zoogenaamde Laproosenhuis aan de Gragtwegt
buyten de Noordhavenpoort' - liggen 21 personen begraven: negen mannen en
twaalf vrouwen. Op 17 april 1799 had het stadsbestuur van Zierikzee toestemming
verleend voor het inrichten van een begraafplaats. Opvallend is dat er geen graf
tekens zijn uit de periode van 1799 tot 1823- Volgens een (nog) niet bevestigde bron
zou er in april 1799 een kind begraven zijn: de zoon van Benjamin Levi Wolf.16
Voor elk van de 21 personen is een tsiejoen (grafteken) opgericht. Sober, zoals
12