monstertoren, maar het was de bedoeling om Zierikzee af te beelden. Het schilderij
werd opgedragen aan koning Willem I. In 1847 is er een gravure van gemaakt door
J. Cousen, met de titel Morning after the Wreek.
Koopvaardijkapitein David Carel Theodorus Sass, die men had achtergelaten op het
eiland St. Helena, is uiteindelijk bezweken aan cholera. Op de terugreis naar
Zeeland overleed hij ongehuwd op 25 december 1841 in de buurt van Het Kanaal.
Op 4 maart 1842 stelde H.W. Ie Sage ten Broek, reder en makelaar in effecten,
voorheen predikant in Haamstede, als executeur-testamentair belanghebbenden op
de hoogte die iets te vorderen hadden. Ze konden hun claim indienen voor 15 april
van dat jaar.
De tweede schipbreuk
De bark Stad Zierikzee had, inclusief de volledige uitrusting, twee maanden loon
van de bemanning en schadeverzekering, een totale waarde van 132 000 gulden.
Daarvan was aan arbeidsloon en levensmiddelen een bedrag van 34 063 gulden
betaald. Hoewel het schip met lading en al was vergaan, had het toch een winst
opgeleverd van 47 procent. Onder de bevolking van Zierikzee werd de schipbreuk
echter ervaren als een regelrechte ramp.
Op 12 februari 1842 werd bekendgemaakt dat op korte termijn voor dezelfde reders
een identiek, vervangend schip zou worden gebouwd. Onder de investeerders
bevond zich, net als bij de Stad Zierikzee, koning Willem I. Op 12 maart werd de
kiel gelegd voor een schip van wederom 400 lasten dat ook de naam Stad Zierikzee
zou dragen. Cornelis Mak was opnieuw de bouwmeester. Het voer in 1843 uit met
de eerder genoemde stuurman J.C. Hoek als gezagvoerder. Ook toen nam het schip
koffie, suiker en bindrottingen mee terug uit de Oost. Het schip werd na een relatief
29
Gravure van Zierikzee, J.L. Terwen, G. B. van Goor, 1858 (uit: Het Koningrijk der Nederlanden, voor
gesteld in eene reeks van naar de natuur geteekende schilderachtige gezigten)