na een duikcampagne van vijf weken in de zomer van 2005 dat de kwaliteit van het
wrak onder water hard achteruitging. Doel van het duikteam was om definitief de
identiteit vast te stellen en om meer te weten te komen over de scheepsbouw.
Het wrak lag in 2005 op een diepte tussen 17 en 23 meter. Er stond een sterke
stroming die bij de kentering van het getij maar korte tijd toegang bood voor rustig
onderzoek. De losgewoelde houten onderdelen lagen verspreid in een gebied met
een oppervlakte van 40 bij 50 meter.
Uit het wrak werden door het duikteam zes balken naar boven gehaald waar
dendrochronologisch (jaarring)onderzoek op werd toegepast. Het hout stamt uit
verschillende jaren, variërend van 1734 en 1832 tot na 1844. Met absolute zekerheid
is de bouwdatum dus niet aan te tonen, maar dat het schip gebouwd is in de tijd
dat de Roompot werd gebouwd, is plausibel.
Enkele tot de verbeelding sprekende artefacten die werden geborgen, waren een
tweezijdig speelbord voor dammen en schaken, een tweede dambord en een
Engelse barometer. Ook trof men onder andere een paar kisten aan met messing
en groefverbindingen, een leren schoen, de duigen van een houten emmertje, rijst,
gevlochten matten, rotan mandjes en grote bamboe staven.
Al in 2003 was Arent Vos met het professionele team een keer in de buurt van de
locatie van het wrak. Op een vrije zaterdag maakte hij een verkennende duik naar
het wrak om te bezien of het de moeite waard was om dit nader te onderzoeken.
In dat jaar was het schip nog behoorlijk intact. Het was nota bene het meest
complete scheepswrak dat in de jonge geschiedenis van de onderwaterarcheologie
van Nederland was gemeld. Zelfs de stomp van de grote mast stond nog overeind.
In de twee jaar van 2003 tot 2005 was de staat van het wrak helaas hard achteruit
gegaan. De nabij liggende stormvloedkering Neeltje Jans kan door veranderde
stroming mede oorzaak zijn van het tevoorschijn komen van het wrak, maar ook
van de teloorgang.
Het nisa heeft de nadruk gelegd op de noodzaak om het wrak af te dekken met een
fijnmazig net, maar daar was in 2006 helaas geen budget voor. Het achterschip is
inmiddels ingestort, waarbij de achtersteven en de spiegel volledig zijn verdwenen.
De achterkant zou een stuk verderop terecht zijn gekomen. Er zijn tussen 2003 en
2005 plunderaars actief geweest en sleepnetten van vissersschepen hebben
vernielingen aangericht. De sterke stroming ter plaatse kwam het wrak ook niet ten
goede. De bakboordzijde van het schip is open en veel van het hout ligt verspreid
over de bodem. Men vond nog wel delen van de masten en de boegspriet terug die
van ijzer bleken te zijn. In 2005 was nog 70 a 80 procent van de scheepsconstructie
36
Overzichtstekening van de vindplaats (tekening: P. Leensen, RACM)