zijn functie tevens commandant van Schouwen-Duiveland. Een van zijn eerste daden was de Zierikzeese arts Van der Hoeven, een oud-officier, de functie van officier van gezondheid aan te bieden. Dokter Van der Hoeven liet zich gemakkelijk overhalen en trad opnieuw in dienst. Hij groeide uit tot een centrale figuur binnen het Zierikzeese garnizoen. Zijn herinneringen aan de mobilisatie verwerkte hij in 1925 in een kort, maar levendig verhaal.3 De landweer bestond uit reservisten die het militaire tempo nauwelijks konden bijbenen. De conditie van de mannen van het 38ste Landweerbataljon was volgens Van der Hoeven niet al te best: 'De dienst was voor de manschappen zwaar en ongewoon, de mannen moesten worden getraind door wachtdiensten, oefeningen, patrouille lopen bij dag en nacht. Het overtollig vet moest eraf.'4 De eerste dagen van de mobilisatie werden de militairen ondergebracht bij particulieren. Daarna verhuisden ze naar een leegstaand huis aan de Noordhavenpoort.5 De militairen voorzagen daar in hun eigen onderhoud. Het onderkomen aan de Oude Haven bleek al snel te krap. In de zoektocht naar een nieuwe behuizing deed de gemeente Zierikzee een beroep op het Fonds van Kazernering, een particulier fonds dat nog uit de Franse tijd stamde. Met de renteopbrengst van dit fonds konden de kosten van inkwartiering worden betaald.6 De gemeenteraad van Zierikzee besloot de militairen naar de oude ambachtsschool aan het Kerkhof te verplaatsen. Het hospitaal In de krappe behuizing bij de Noordhavenpoort was het voor dokter Van der Hoeven vrijwel onmogelijk om ernstig zieke patiënten te behandelen. Tijdens de wachtdienst liep soldaat Geluk uit Tholen een verkoudheid op. Hij raakte ernstig ziek en moest worden overgeplaatst naar Middelburg. Nadat hij voor militaire dienst was afgekeurd, overleed Geluk enige tijd later in zijn eigen huis. Dit tragische voorval onderstreepte de noodzaak van een militair hospitaal. Het voormalige evangelisatielokaal in de Lange Nobelstaat werd in november 1914 ingericht als militair hospitaal. Bij de inrichting van het ziekenhuis werd van alle kanten hulp geboden. Burgemeester Van der Vliet bood beddengoed en andere huishoudelijke artikelen aan uit het huis voor besmettelijke ziekten in de Manhuis straat. De hervormde diaconie leende lakens en nachtkastjes uit. Burgers leenden meubilair en schonken zoveel leesvoer aan het hospitaal dat Van der Hoeven een kleine bibliotheek kon inrichten. Ten slotte schonk het Rode Kruis lekkernijen als jam, chocolade en wijn. Dokter Van der Hoeven was verantwoordelijk voor de medische zorg aan de patiën ten, maar ook zijn vrouw speelde een belangrijke rol in het hospitaal. Zij nam als directrice de huishoudelijke taken op zich en gaf troost aan de patiënten. Het hospitaal bleef de gehele mobilisatie in gebruik en sloot zijn deuren pas op 9 december 1918, nadat het garnizoen uit Zierikzee was vertrokken. Gedurende de mobilisatie zijn in het ziekenhuis 306 patiënten verpleegd, waarvan er vijf kwamen te overlijden. In oktober 1918 sloeg de Spaanse griep ook toe in Zierikzee. Nadat de 25 beschikbare bedden bezet werden door zieken, verscheen in de Kinderstraat een tweede hospitaal in het voormalige gebouw van het Leger des Heils. De zwaarste gevallen behandelde Van der Hoeven zelf in het oude hospitaal. Met gepaste trots kon hij later vermelden dat niemand van de 83 behandelde militairen aan de Spaanse griep was overleden.7 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2014 | | pagina 43