Militairen die waren gelegerd in Zierikzee dienden veelvuldig verzoeken in om met
verlof te mogen. Vooral in juli, de hooimaand, vroegen veel militairen verlof aan om
thuis op het land te helpen. Zo'n verzoek ging wel door een administratieve molen.
Eerst moest de dienstplichtige van een plaatselijk bemiddelingsbureau een positief
advies krijgen, een zogeheten witte kaart. Die kaart gaf hij dan aan zijn commandant,
die op zijn beurt de kaart naar de burgemeester stuurde. De burgemeester contro
leerde de kaart en stuurde deze vervolgens weer terug naar de commandant.15
Omdat alle boeren en landarbeiders voor ongeveer dezelfde periode verlof aan
vroegen, was soms wel 40 procent van het leger afwezig, tot ergernis van opper
bevelhebber Snijders, die het beschouwde als een onverantwoordelijke aantasting
van de gevechtskracht.16
De kantine
Het was dokter Van der Hoeven een doorn in het oog dat de militairen in Zierikzee
na afloop van de dienst de cafés druk bezochten.17 Hij weet dit aan de afwezigheid
van een kantine waar de militairen in de avonduren konden ontspannen. Daarom
benaderde hij het gemeentebestuur met een voorstel om in de kazerne aan het
Kerkhof een kantine te openen. De gemeente Zierikzee stond positief tegenover
zijn voorstel en wilde geld beschikbaar stellen, maar dat bleek door tussenkomst
van mr. J.P. Cau, de voorzitter van het Kazerneringsfonds, niet nodig. Het fonds was
bereid de kosten voor de inrichting op zich te nemen. In april 1916 werd de
kazerne aan het Kerkhof voorzien van een kantine. Hier konden militairen een brief
naar huis schrijven, een kaartje leggen of aan de leestafel een krant of boek lezen.
Niet iedere militair gaf blijk van dankbaarheid. De ZierikzeescheNieuwsbodebericht-
te in april 1917 vol verontwaardiging dat een militair 400 gulden uit de kas van de
kantine had ontvreemd.18
44
Landweermannen poseren op het plein achter Hotel Juliana in de Lange Nobelstraat.
(Fotograaf: P.J. Ochtman (gasd 1914-1918 O 0144)