geweld wel heel dichtbij. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden meerdere
Nederlandse steden getroffen door verdwaalde bommen. Maastricht had op 22
september 1914 de twijfelachtige eer het slachtoffer te zijn van de eerste bom.
Daarna werden uitsluitend Zeeuwse plaatsen getroffen door vliegtuigbommen. Op
11 februari 1915 vielen in Vlissingen bij de Keersluis twee bommen. Een bom viel
in het Kanaal door Walcheren, de andere kwam in de beschoeiing terecht.23 Naar
aanleiding van dit voorval besloot territoriaal bevelhebber Brocx voortaan de
Nederlandse driekleur van de hoogste gebouwen te laten wapperen. Eerst vanaf de
Sint-Jacobstoren in Vlissingen en de Lange Jan in Middelburg, maar al snel gold dit
voor alle plaatsen in Zeeland.24 Dit betekende dat spoedig ook het rood-wit-blauw
vanaf de Sint-Lievensmonstertoren in Zierikzee wapperde. De vlaggen bleken door
de sterke bovenwind wel snel kapot te waaien, maar de militaire autoriteiten vonden
dat de gemeenten deze kosten zelf moesten dragen.25 Na verloop van tijd wer
den de vlaggen vervangen door rood-wit-blauw geschilderde metalen vlaggen.26
In augustus 1916 was zelfs sprake van de oprichting van luchtalarmposten, die
bemand zouden worden door personen die getraind waren in het herkennen van
nationaliteitskenmerken van vliegtuigen.27
Aangespoelde zeemijnen vormden een ander gevaar voor de Zeeuwse bevolking.
Het Militair Gezag waarschuwde met aanplakbiljetten de bevolking van mijnen af te
blijven. Militairen moesten aangespoelde mijnen bewaken tot ze gedemonteerd
waren. In de Zeeuwse zeegaten spoelden er echter zoveel binnen dat het onmogelijk
was ze allemaal tijdig te signaleren. Op 2 maart 1915 vond een verschrikkelijk onge
val plaats. Bij een mijnontploffing kwamen bij de zeedijk ten zuiden van Zierikzee
vijf burgers om het leven, toen zij een mijn de dijk op sleepten.28 Ruim een halve
eeuw later ging het op Zierikzees grondgebied nog eens mis met een mijn uit de
Eerste Wereldoorlog. In november 1969 ontplofte een zeemijn op het terrein van
metalenhandel Groenleer aan de Karnemelksvaart, waarbij vijf gewonden vielen,
een verbazingwekkend laag aantal gezien de kracht van de explosie. Driehonderd
woningen raakten beschadigd, de schade bedroeg ruim een miljoen gulden.29
Verreweg het bekendste incident in Zierikzee tijdens de Eerste Wereldoorlog was de
bomaanval in de nacht van 29 op 30 april 1917. Een verdwaalde Britse vlieger dacht
dat hij boven Zeebrugge vloog en wierp acht bommen uit boven de stad. Er vielen
drie doden, het echtpaar Leydekkers en hun pleegzoontje. Veel huizen liepen
ernstige schade op. Nationaal en internationaal heerste grote verontwaardiging over
deze ernstige schending van de Nederlandse neutraliteit. Opperbevelhebber gene
raal Snijders liet zich op 5 mei 1917 rondleiden in het getroffen Zierikzee door
reserve-eerste-luitenant Louwerse, commandant van Schouwen-Duiveland. Na bestu
dering van de bomscherven bij de Artillerie-Inrichtingen in de Hembrug bij Zaandam,
bleek al snel dat het om Britse bommen ging. De regering in Londen ontkende
aanvankelijk nog hevig de Britse verantwoordelijkheid, maar op 19 juli 1917 erkende
zij dat een Britse vlieger vermoedelijk Zierikzee voor Zeebrugge had aangezien. In
de jaren daarna betaalden de Britten een royale schadevergoeding.
Enige maanden na het drama in Zierikzee vond op 18 augustus 1917 boven de
Westhoek van het eiland een luchtgevecht plaats waarbij veertien Britse en Duitse
vliegtuigen betrokken waren. Enkele toestellen bestookten elkaar met hun boord-
wapens. Die dag vielen opnieuw bommen op Schouwen-Duiveland, twee bij Renesse
en een bij Scharendijke. Deze keer vielen ze allemaal in het open veld. Een bom
ontplofte tweehonderd meter ten noorden van Slot Moermond in een weiland.30
46