De angst voor mogelijke spionage ging zover dat duivenmelkers aan strenge regels werden onderworpen. Duiven die niet tot de eigen til behoorden, konden op gezag van de militaire autoriteiten worden gekortwiekt. In augustus 1916 gaf de comman dant Zeeland per brief een toelichting aan burgemeester Fokker waarom tamme duiven in hun hokken moesten blijven: 'Ofschoon deze z.g. tamme duiven gewoonlijk enkel in de omgeving van het hok rondvliegen, kunnen er toch wel degelijk exemplaren onder zijn die van postduiven afstammen en het instinct van deze vogels hebben, zoodat zij op grooteren afstand van het hok losgelaten daar heen kunnen terugkeren en voor spionage-doeleinden bruikbaar zijn.'36 Bij een telling in juni 1915 bleek dat Zierikzee ruim zeshonderd Belgische vluchtelingen telde. Brocx stond niet toe dat Nederlanders openlijk hun sympathie toonden voor het tragische lot van de zuiderburen. Hij verbood het uithangen van de Belgische vlag in de straten, omdat hij dit in strijd achtte met de Nederlandse neutraliteit. Bovendien zou dit vlagvertoon het machtige Duitsland onnodig kunnen provoceren. De Vlaamse vissers die in Zierikzee lagen, waren zodra zij buitengaats gingen veel moeilijker in de gaten te houden. De militaire bevelhebber wilde daarom van de burgemeester precies weten hoeveel vissers en vaartuigen in de gemeente Zierikzee aanwezig waren. Ook wilde hij van alle Belgische en Nederlandse schippers de namen weten. Dit verzoek liet hij uitgaan in december 1915, en nogmaals in mei 1916.37 Vanaf 1916 mochten de Vlamingen onder de Nederlandse vlag varen. Met deze nieuwe neutraliteit hield een Duitse onderzeeboot in juli 1916 geen rekening. Een Heister vissersboot, varend met de lettertekens zz 20, werd door een Duitse onderzeeboot en twee torpedoboten opgebracht naar Zeebrugge.38 Op het terrein van de informatievoorziening behield het Militair Gezag eveneens graag de controle. In april 1915 werden alle radiotoestellen op het eiland in beslag genomen.39 In diezelfde maand kwam er een politieverordening waarin bepaald werd dat zonder schriftelijke toestemming van de territoriaal bevelhebber buitenshuis geen foto's of tekeningen gemaakt mochten worden. De vrees bestond dat onbe voegden anders militaire objecten openbaar konden maken. Alleen aanvragen die via de burgemeester liepen, hadden kans op succes. Burgemeester Fokker verzocht de militaire autoriteiten in 1917 om de reizend fotograaf P.C. Pagé zijn werk te laten doen.40 Het organiseren van openbare bijeenkomsten was zonder toestemming van het Militair Gezag niet toegestaan, maar gezagsgetrouwe verenigingen ondervonden meestal geen problemen om die te verkrijgen. Het Militair Gezag wees de bevolking ook op mogelijke gevaren. Voor de vissers was het varen op de beide Scheldes en de Noordzee zeer riskant geworden. De Koninklijke Marine had namelijk overal mijnen gelegd tegen ongewenste Engelse en Duitse schepen. Zo werd de burgemeester van Zierikzee in juni 1916 op de hoogte gebracht van een groot Nederlands mijnenveld dat vijf zeemijlen (negen kilometer) ten westen van Westkapelle lag.41 De vissers werden voor het mijnenveld gewaarschuwd door een lichtschip bij de Schouwenbank, maar deden er desondanks verstandig aan deze wateren helemaal te mijden. In februari 1918 liet de commandant van Zeeland een waarschuwing uitgaan voor mijnengevaar.42 Het werd vissers sterk afgeraden om langs de kust ten westen van de lichtboeien te komen, aangezien daar naar mijnen werd gezocht. Vanwege de hoge opbrengsten in de Eerste "Wereld oorlog sloegen veel vissers deze waarschuwingen in de wind. De Nederlandse marine patrouilleerde intensief in deze wateren. Vissers die werden aangehouden omdat ze van de gebruikelijke route afweken, werden ondervraagd op verdenking van smokkel of spionage.43 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2014 | | pagina 52