Vorderingen Het Militair Gezag bemoeide zich tijdens de mobilisatie intensief met de landbouw. In een agrarisch gebied als Schouwen-Duiveland kregen de boeren stevige beper kingen opgelegd. In februari 1915 was een tijdelijk uitvoerverbod op peulvruchten ingegaan. Dat was vermoedelijk vooral een voorzorgsmaatregel voor het geval er een graantekort zou ontstaan. De voorraden bonen en erwten bleven vervolgens in de schuren liggen. Vanaf mei mochten weer peulvruchten uitgevoerd worden.44 Het jaar daarop, in april 1916, mochten op last van de legercommandant bepaalde aardappelrassen niet worden uitgevoerd uit Schouwen-Duiveland.45 Hiertoe was besloten nadat de Duitse regering Nederland had gewaarschuwd voor een mogelijke Britse landing in Zeeuws-Vlaanderen.46 De Nederlandse regering had hiervoor geen concrete aanwijzingen, maar wilde aan de Duitse regering het signaal afgeven dat zij haar neutraliteit serieus nam en stuurde extra troepen naar Zeeland. Omdat Zeeland in geval van oorlog moeilijk kon worden bevoorraad, moest er voor de soldaten voldoende voedsel aanwezig zijn. In mei 1916 liet het legerbestuur voor eigen gebruik wol vorderen. De schapenhouders ontvingen daarvoor een financiële vergoeding, maar die lag wel onder de marktprijs.47 Alles bij elkaar ontvingen negen boeren uit de omgeving van Zierikzee toch nog bijna vijftienhonderd gulden van het rijk. Paarden waren tijdens de Eerste Wereldoorlog nog altijd onontbeerlijk voor de logistiek van het leger. Bij het begin van de mobilisatie, in augustus 1914, vorderde de militaire bevelhebbers paarden, stro en hooi bij de boeren. De vorderingen van 51 Een korporaal-schipper en drie torpedisten, bij twee door hen gedemonteerde Britse zeemijnen. Aan gespoelde mijnen vormden tijdens de Eerste Wereldoorlog een groot gevaar op Schouwen-Duiveland. (gasd 1917-1918, nr. zg 0193)

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2014 | | pagina 53