In de Concertzaal werden zeventig bedden geplaatst om ook daar een aantal van hen te huisvesten. Een afgeschoten deel ervan werd gebruikt als noodziekenverblijf. Vanuit de Concertzaal werd een deel opgehaald door particulieren. Ook in scholen werden vluchtelingen gehuisvest. Vermogende Belgen namen hun intrek in de twee grootste hotels. Bij deze categorie van 'bemiddelde vluchtelingen' ging het om ongeveer vijftig personen. Het aantal overige Belgen bedroeg omstreeks 150. De Zierikzeeënaars waren 'met deernis vervuld' over de vluchtelingen. Deze woor den zijn van de arts dr. A. van der Hoeven, die er zelf twaalf in zijn huis opnam. Hij schreef over de 'schare van menschen: ouden en jongen en kinderen, met hun schamele have in een doek geknoopt, die gastvrijheid kwamen smeeken bij een stamverwant volk, dat altijd een toevluchtsoord voor uitgewekenen is geweest'. Overigens waren de Belgen kieskeurig. De bruine bonen die Van der Hoeven 'nog al vrij duur' had gekocht, vielen niet in de smaak. De vluchtelingen lustten ze niet en wilden witte bonen. Het gevolg was dat het gezin van Van der Hoeven meer dan een jaar lang bruine bonen at. Maar toch kwam het nog goed: 'Ze werden hoe langer hoe harder, en op 't laatst hebben we ze in den tuin gepoot. En ziet, ze waren zoo taai van leven, dat ze na een malsche regenbui zijn ontkiemd en wij hebben er nakomelingen van gehad en gegeten.' Om een pokkenepidemie te voorkomen werden alle vluchtelingen ingeënt. Datzelfde gebeurde met de in Zierikzee gelegerde militairen en de inwoners die dat wilden. Dit inenten gebeurde in de Nieuwe Kerk door dokter Van der Hoeven, die tevens arts van het garnizoen was. Het ging om in totaal ruim achthonderd personen. In de loop van 1915 vertrok een groot deel van de vluchtelingen weer. De situatie in België was genormaliseerd en daarom was terugkeer mogelijk. Anderen gingen naar Engeland. De burgemeesters hadden van de commissaris van de Koningin opdracht gekregen om 'met zachte drang' de vluchtelingen tot terugkeer te bewegen. Bij de grens werd een deel van de Belgen door de Duitse grenswachters niet doorgelaten omdat ze geen paspoort of andere papieren bij zich hadden. Maar toen zij het receptbriefje van dokter Van der Hoeven met zijn handtekening lieten zien, het bewijs van hun inenting, 'was het goed en konden zij België binnengaan'. De meeste vluchtelingen die niet wilden terugkeren en afhankelijk waren van steun, werden in april 1915 in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken naar centrale kampen, zoals in Ede, Uden en Nunspeet, gestuurd. In Zierikzee bleven achttien vluchtelingen over die zelf hun kost verdienden en 31 personen die door het rijk ondersteund werden. In 1915 kwamen Belgische vissers met hun schepen naar Zierikzee om een veilig heenkomen te zoeken. Zij bleven in Zierikzee tot het eind van de oorlog. Over deze vissers en hun gezinnen gaat het in deze bijdrage. De komst van de vissers Eind november 1914 werd de gehele Belgische kust onder vuur genomen door Engelse en Franse schepen. Het geweld gold vooral de havens van Zeebrugge en Heist, waarvan de haveninstallaties werden vernield. De bewoners, die waren aan geraden hun huizen te ontruimen, sloegen op de vlucht. Aanvankelijk weken de vissers uit naar havenplaatsen zoals Breskens, Vlissingen, Philippine en Cadzand. Vanuit die havens konden zij hun visactiviteiten voortzetten op de Westerschelde. De vissers verbleven met hun gezinnen aanvankelijk op hun scheepjes, wat ondrage lijke toestanden opleverde. Ze kregen daarom huisvesting aan land, zoals in Cadzand in een barak. 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2014 | | pagina 59