■I Vlaamse schepen aan de Nieuwe Haven1915 (gasd zg 0199) Op bevel van de territoriale bevelhebber moesten zij naar elders varen. Op 25 april 1915 kreeg de burgemeester van Zierikzee een telegram van de militaire commandant van Hansweert waarin deze meldde dat hij 'vele Belgische gevluchte schepen' naar de haven van Zierikzee had gezonden. Al de vorige dag was een groot aantal Vlaamse vissersschepen in Zierikzee gearriveerd. Het grootste deel van hen was afkomstig uit Heist, een kleiner deel uit Zeebrugge en enkele uit Antwerpen. In totaal ging het om 72 schepen. De meeste waren van olmenhout. Hun lengte bedroeg elf tot twaalf meter. Aan boord waren in totaal 325 volwassenen en 173 kinderen. Een klein deel van de vissersschepen voer naar de haven van Brouwershaven. Een deel daarvan kwam vandaar in 1917 naar Zierikzee. Het ging om de kinderrijke gezinnen van Leopold de Waele, Hendrik Frans Couhijsder en Cornelius Augustus Stroobandt, met hun schepen, de Heist 4 en 67. Regelmatig ver trokken vluchtelingen of kwamen er weer bij. In het laatste geval ging het vaak om familieleden, zoals Jan van Dierendonck met vrouw en kind, die zich in april 1917 vanuit Sluis in Zierikzee vestigden. De vluchtelingen kregen opdracht zich bij het gemeentebestuur te laten inschrijven in het bevolkingsregister. Dat gebeurde niet in letterlijke zin want ze werden genoteerd in het zogenaamde 'Verblijfregister', bestemd voor de registratie van degenen van wie de vestiging een tijdelijk karakter had. Ondersteuning De vissers werden ondersteund door het rijk in de vorm van een wekelijkse toelage. Iedere week werd ongeveer duizend gulden uitgekeerd. Per persoon werd 2,40 gulden per week betaald voor zover ze vijftien jaar en ouder waren. Voor kinderen tot die leeftijd werd 1,20 gulden uitgekeerd. Wie daar niet van rond kon komen, kon extra steun krijgen. In beperkte mate is daarvan gebruikgemaakt. Voor de betalingen kreeg de gemeente iedere maand een bedrag van vijfduizend gulden van het ministerie van Financiën via de betaalmeester in Middelburg. Met dat bedrag 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2014 | | pagina 60