moesten ook de overige uitgaven voor de vluchtelingen worden betaald. Daarnaast werden giften ontvangen. De uitbetaling aan de vissers gebeurde elke maandagmorgen van 10 tot 11 uur in school A, een van de openbare lagere scholen aan het Kerkhof. De hulpverlening was in handen van het Comité Zierikzee tot hulpverlening aan vluch telingen onder voorzitterschap van de al ge noemde J.A. de Bruijne. Dit werd gevormd door de Zierikzeese leden van het Schouwen- Duivelandse comité dat inmiddels ontbonden was. Veel werk werd verzet door de secreta resse, J. van Regteren Altena-Mollerus, die aan het Havenpark woonde, en door de tweede secretaresse, J.E. de Bruijne. Van het comité maakte onder meer wethouder L. Koopman Cz. deel uit, die zich eind 1915 daaruit terugtrok omdat naar zijn mening de dames 'geheel en al autoritair optreden'. De meeste contacten met de vluchtelingen hadden de Zierikzeeënaars M. Poldermans en J. Kandel, die daarvoor een bescheiden vergoeding kregen. Vanwege het feit dat niet iedere vluchteling betrouwbaar was, vervulden zij een belangrijke taak. Een belangrijke taak was ook weggelegd voor burgemeester mr. D. van der Vliet, die regelmatig met de vissers contact had en zich voor hen inzette. Dingeman van der Vliet werd in Zierikzee geboren als zoon van de koopman en kassier Cornelis van der Vliet. De Van der Vlieten behoorden tot de families die in de tweede helft van de achttiende eeuw de opengevallen plaatsen, eerder ingenomen door patriciërs, opvulden. Na zijn rechtenstudie en zijn promotie in Leiden vestigde Dingeman zich als advocaat en procureur in Middelburg. In 1889 werd hij benoemd tot griffier bij het kantongerecht in Oud-Beijerland. Maar Zierikzee, waarmee hij zich zeer ver bonden voelde, bleef trekken. In 1890 volgde zijn aanstelling als ontvanger-griffier van het Waterschap Schouwen, een functie die hem veel voldoening schonk. Daarnaast was hij ook hier actief als advocaat en procureur. Dingeman van der Vliet werd vervolgens raadslid, wat ook zijn vader was geweest. Daarna werd hij wethouder. Toen burgemeester mr. H.C. Moolenburgh in 1910 overleed, was Van der Vliet de voor de hand liggende kandidaat. Als vervanger van de burgemeester had hij zich verdienstelijk gemaakt. Er werd een verzoekschrift opgesteld om Van der Vliet te benoemen. Het werd door honderden Zierikzeeënaars getekend en vervolgens naar de koningin gestuurd. Van der Vliet werd benoemd tot burgemeester en op 8 juni 1910 geïnstalleerd. Hij legde vervolgens zijn raadslidmaatschap neer. Ook stopte hij als advocaat en procureur. Maar hij bleef ontvanger-griffier van het waterschap. Van der Vliet was sinds 1906 ook directeur van de Insulaire Hypotheek bank, die het jaar daarvoor was opgericht. Ook die functie hield hij aan, met de kanttekening dat het meeste werk werd gedaan door de adjunct-directeur H.J. Korlvinke. Hoe zeer Van der Vliet werd gewaardeerd, was kort tevoren ge bleken. In 1910 werd hij gekozen als lid van Provinciale Staten. Dat gebeurde bij enkele kandidaatstelling. De antirevolutionairen hadden besloten geen tegen kandidaat te stellen uit respect voor Van der Vliet, die liberaal was. 59 Mr. D. van der Vliet (gasd sp 063V

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2014 | | pagina 61