Vissen
Nadat de huisvesting was geregeld, konden de vissers er weer op uit om te vissen.
Om toezicht te houden op de vissers en het vissen was in Zierikzee een Belgisch
rijksvaartuig gestationeerd. De vangst was welkom, mede vanwege de voedsel
schaarste. Het ging daarbij in hoofdzaak om garnalen en schol en in mindere mate
om tong, wijting en pieterman. Als regel werd de vis verhandeld via de vismarkt in
Zierikzee. Een ander deel werd in Breskens of Vlissingen aan wal gebracht. Daarmee
konden de vissers aardig bijverdienen terwijl zij aan de andere kant wekelijks hun
steun ontvingen. Het leidde tot briefwisselingen tussen de betrokken gemeenten
om zo te weten te komen wat de vissers ontvingen. Als bleek dat het vissen
voldoende opbracht, werd de steun ingetrokken of er vond een korting plaats.
Later, in de jaren 1916-1917, werd vooral op garnalen gevist. Die werden vervolgens
gepeld in voor dat doel opgerichte garnalenpellerijen. Ook op die manier hadden
vluchtelingen eigen inkomsten. Vanwege het toenemende gebrek aan vlees was vis
gewild. Bovendien werd vanuit de oorlogvoerende landen steeds minder gevist,
zodat er veel vis beschikbaar was. Af en toe viel de garnalenvangst stil, maar de
hoge prijzen compenseerden dat. Overigens moesten de vissers voor hun ligplaatsen
havengeld betalen aan de gemeente.
Het vissen op de Noordzee was niet zonder gevaar. In augustus 1915 werd de H 11
opgebracht door een Duitse onderzeeër. Om zulke problemen te voorkomen
werden de Vlaamse schepen in 1916 voorzien van een Nederlands visserijteken. Tot
dan was daarvoor geen toestemming verleend door de militaire autoriteiten.
Niettemin werd in juli 1916 de ZZ 20, de vroegere H 20, opgebracht in Zeebrugge
door een Duitse onderzeeboot en twee torpedoboten. Datzelfde lot trof de H 60.
De bemanning werd afgevoerd naar een gevangenkamp in Sennelager bij Paderborn
in Duitsland.
64
Een deel van de Belgische schepen vond een ligplaats aan de Vissersdijk. Links de gebouwen van de
Gasfabriek (gasd ZS 1755)