Zeeuws etymologisch woordenboek van dr. Frans Debrabandere wordt onder
andere opgemerkt dat het woord mek(ke) een associatie heeft met gaffelvormig. Op
basis van de context waag ik een voorzichtige conclusie te trekken over de betekenis.
Het zou bretels kunnen zijn.
't scheel
Een variant van het woord scheel is ook al te vinden in het Middelnederlands, maar
dan wel in de vorm van schedele. Door d-syncope ontstaat het woord scheel.
Het betekent deksel. Overigens is het woord schedel hieraan verwant. Dat is te be
grijpen wanneer men zich voorstelt dat de schedel als het ware het deksel van het
hoofd is. Het woord scheel is inmiddels al geruime tijd uit het regionale dialect
verdwenen,
zompe
Dit Zeeuwse dialectwoord werd voornamelijk op Schouwen-Duiveland gebruikt.
Het betekent rioolput. Men sprak ook wel van 't zompepitje. Zompe is afgeleid van
het Middelnederlandse woord somp en dit betekent moeras, poel. De associatie
rioolput en poel is duidelijk te leggen,
langde
Dit is de verleden tijd enkelvoud van het werkwoord langen. Dat betekent pakken,
ook wel aanreiken. Het werkwoord langen komt in die betekenis al in het
Middelnederlands voor. Het wordt door dialectgebruikers onder de zestig nauwelijks
meer gebruikt,
schuve
Schuve is hier een zelfstandig naamwoord. Het is afgeleid van het werkwoord
schuiven en betekent la of lade. In die hoedanigheid wordt het tegenwoordig niet
of nauwelijks gebruikt,
sparrewarre
Het gaat hier waarschijnlijk om een bepaald spelletje van kinderen waarbij ze de
schutteldoek (vaatdoek) hadden gebruikt. Alle geraadpleegde bronnen en infor
manten hebben de betekenis van het woord sparrewarre niet boven tafel kunnen
brengen,
kossewaegens
Kossewaegen is een samengesteld zelfstandig naamwoord dat bestaat uit twee delen:
kosse, oorspronkelijk korse (let op de syncope van de r), hetgeen kerst betekent
(vergelijk kossemissë) en waegen wat van origine vanuit het Middelnederlandse
wegge/wigge komt. Dit betekende in de middeleeuwen puntvormig broodje. De
delen van de samenstelling geven al aan dat een kossewaegen een puntvormig
broodje is dat met de kerstdagen wordt genuttigd. Het woord is langzamerhand uit
het Zeeuwse dialect verdwenen.
In het kerstnummer van Contact van november 1934 schrijft Truida de Rijke een
terugblik op het Sinterklaasfeest in de volgende dialectcolumn:
T SINTERKLOASKEDO
'n Paer weken vö Sinterkloas zei m'n vrouwe op 'n ochtend tegen m'n: "Ik vannacht
edroamd da 'k vö m'n Sinterkloas van joe 'n stofzuger kreeg." "Toe ma!" zegge 'k: meer
nie, want ik begreep wirra zo'n bitje wae 't om te doen was. Ze wou d'r netuurlijk een
in toch dust ze d'r nie goed om te vraegen. In 'n paer daegen laeter oa ze piene in d'r
rik. Ik zegge: "Oe komt tat noe wê!" Ja, 'k weet nie, ma 'k al edocht zou 't nie van dat
bokken weze a 'k de vloer vaege mit den angfaeger in 't vuulblik, want da 's toch zo'n
78