Oud kasteel
De huidige verschijningsvorm van het kasteel dateert grotendeels uit de zestiende
en zeventiende eeuw. Wat begin twintigste eeuw nog niet bekend was, is dat het
oudste gedeelte van het tegenwoordige kasteel van oorsprong het poortgebouw
was van het hoofdgebouw dat erachter heeft gelegen. Tegen dit torenachtige
bouwwerk aan werd in 1513 een woongedeelte opgetrokken dat was voorzien van
een traptoren. Een opschrift op een schouw memoreerde deze herbouw. In 1613
onderging het kasteel nogmaals een verbouwing, waarbij de voordeur een versiering
met renaissancemotieven kreeg. Boven de deur liet de toenmalige eigenaar Iman
van Zuytland zijn lijfspreuk Virtus post fata virescit (Tegenslag bevordert de deugd)
aanbrengen. Het wapen erboven is dat van zijn weduwe Catharina Montens.
De geschiedenis van het kasteel Moermond gaat terug tot in de eerste helft van de
dertiende eeuw. Costijn van Zierikzee verkreeg in 1229 door een ruilovereenkomst
grond en goederen bij Renesse en in 1244 was er sprake van het 'domus apud
Rietnisse' (huis in de rietvelden). Dit huis werd in 1297 verwoest doordat eigenaar
Jan van Renesse, aanhanger van de graaf van Vlaanderen, in conflict was gekomen
met het geslacht Van Borselen, dat de Hollandse graaf steunde. Jan zelf vertrok als
banneling naar Vlaanderen, van waaruit hij na de moord op Wolfert van Borselen
in 1299 een poging deed om zijn vroegere positie in Zeeland te heroveren.
Internationale roem verkreeg Jan toen hij in 1302 de Vlaamse troepen aanvoerde in
de Guldensporenslag. Hij verdronk in 1304, op de vlucht voor zijn tegenstanders.
De restanten van Jans kasteel werden pas in 1956 teruggevonden aan de overzijde
van de gracht.
Achter het huidige kasteel verrees in de veertiende eeuw een nieuw huis, dat eind
vijftiende eeuw verdwenen moet zijn. Van dat kasteel werden de bouwfragmenten
in de zomer van 1943 ontdekt aan de westrand van het sloteiland. Begin zestiende
eeuw kreeg het poortgebouw van het verdwenen kasteel een woonfunctie en een
uitbreiding die het grotendeels zijn huidige uiterlijk zou geven.1
Slot Moermond in verval
In 1871 was het slot door koop in bezit gekomen van Cornelis van der Lek de Clercq,
heer van Stavenisse en Oud- en Nieuw-Kempenshofstede, notaris te Zierikzee, en
tot genoemd jaar lid van de Eerste Kamer. Ook de ambachtsheerlijkheid Renesse
kwam in zijn handen. Hij liet het gebouw in 1872 herstellen en zal er ongetwijfeld
van het jachtseizoen hebben genoten. Behalve dit kasteel beschikte hij over de
uitgestrekte buitenplaats Heesterlust in Noordgouwe, die hij in 1847 na het overlijden
van zijn schoonvader jhr. Johan Schuurbeque Boeye had geërfd. Ook had hij samen
met enkele anderen in 1853 Slot Haamstede gekocht, waarschijnlijk met de bedoeling
om te voorkomen dat het als rooms-katholiek klooster in gebruik genomen zou
worden. Uiteindelijk bleef Van der Lek de Clercq als enige eigenaar van dat slot
over. Onduidelijk is of hij het ook gebmikte als buitenverblijf. Wel zal hij na de
beëindiging van zijn notarispraktijk meer tijd buiten de stad hebben doorgebracht,
aangezien hij nu leefde van de opbrengsten van zijn grondbezit. Na het overlijden
van Van der Lek de Clercq in 1886 erfde zijn zoon Johan Franqois, raadsheer bij het
Gerechtshof in Den Haag, het Slot Moermond en de heerlijkheid Renesse, evenals
het Slot Haamstede. Dat laatste werd vooral door zijn ongehuwde zoon Theodoor
als woning gebruikt.2
De nieuwe eigenaar woonde niet in Zeeland en zal Slot Moermond dus maar
weinig bewoond hebben. In ieder geval verkeerde het begin twintigste eeuw in een
84