bewijzen. In 1594 werden even
eens twee mannen beboet.13
Voor de komst van Teellinck
bleef het drinken in herber
gen op zon- of biddagen nog
steeds beperkt. In 1602 waren
er drie gevallen, in 1603 een
en in 1605 weer een.
Na Teellincks komst steeg het
aantal. In 1607 waren er drie
overtreders en in 1609 twee,
in 1610 een en in 1611 drie.
In dat laatste jaar ging het om
Pieter Jaspers, die onder de
preek had gekaatst, een sport
die populair was. De tweede
was Marinus Maertszoon, die
zich verweerde door te zeggen
dat hij bij het drinken iemand
van buiten het dorp had vrij
gehouden. De derde, Pieter
Dinghmanszoon, had getapt
en stelde dat er in Burgh werd
gepreekt en dat hij daarom de
boete niet verschuldigd was.
Het verscherpte toezicht in het
belang van een ongestoorde
kerkgangvondzijn voortzetting
in het besluit dat begin 1612
werd genomen om een ver
ordening te maken tegen het
weren van overlast bij de kerk
zoals schieten, het gooien met de kloot, een ander populair spel, en het parkeren
van wagens voor de deur.14
Het schenden van het sabbatsgebod was een doorn in het oog, vooral als dat op
een grove wijze gebeurde. In het najaar van 1608 kwam het tot een exces. Bij een
vechtpartij op zondag in de omgeving van Haamstede was een dode gevallen.
Het was voor Teellinck aanleiding opnieuw hiervoor aandacht te vragen in de
vergadering van de classis. Deze machtigde op 28 oktober 1608 Teellinck om samen
met Godefridus Udemans bij de magistraat van Zierikzee aan te dringen op maat
regelen. Als een van de zes steden, die samen met de Eerste Edele, de vertegen
woordiger van de prins van Oranje, de Staten van Zeeland vormden, had Zierikzee
een belangrijke invloed die zij hier kon benutten. Teellinck en Udemans stelden
een nota op over de sabbat die op 27 januari 1609 werd goedgekeurd door de
classis. Ondertussen had de classis hierover ook een gravamen geformuleerd voor
de te houden provinciale synode. Daarin werd voorgesteld om aan de Staten te
verzoeken bij plakkaat alle sabbatsontheiliging door drinken, dansen, kaatsen,
vechten enzovoorts te verbieden, naast een verbod op de spelen van de rederijkers
spelen, ravotten op Vastenavonden, kermissen, dobbelen en dergelijke.
14
Wapen Teel(l)inck op het rouwbord van Martina Ockersse
(1658-1727), weduwe van mr. Hubertus Mogge, in de Her
vormde kerk te Renesse (foto: L. Braber, collectie gasd, x 0787)