Mocht dat niet lukken, dan konden zij zo veel mogelijk goederen bergen. Het aanbod werd kennelijk aangenomen, want de bemanning begon allerlei zware voorwerpen overboord te gooien. Trossen, kanonnen en zeilen verdwenen met grote plonzen in het zeewater. De loodsen stelden voor niet te wachten tot het schip vlot zou komen, maar alvast persoonlijke eigendommen over te laden op de drie scheepjes. Toen de vloed opkwam, begon de Geertruida te bokken en te stoten. De grote mast was toen al bijna dertig centimeter omhoog gekomen en in de ruimen stond bijna een meter water. Toch kwam het schip los. Met de vloedstroom draaide het schip om zijn as. 's Avonds ging een van de schepen naar Brouwershaven. De andere bleven bij de Geertruida. Men pompte meer watervaten leeg om het schip los te krijgen. In de middag van 19 april werd het werk beloond. De Geertruida kwam los en kon op de rede worden getrokken waar het twee dagen later in water van 9 vaam (ongeveer 16 meter) voor anker ging. De volgende dag, op 22 april, legde de bemanning, tien man sterk, aan boord van de Geertruida een verklaring af tegenover schepenen en secretaris van Brouwershaven. Zij verklaarden dat het schip bij het vertrek van Kaap de Goede Hoop zeewaardig was geweest. In veel opzichten kwam hun verklaring overeen met die van de achttien opvarenden van de marine. In een belangrijk opzicht week zij af. De bemanning wilde niet aansprakelijk worden gesteld voor de ontstane schade. De bemanningsleden benadrukten dat de stranding op de zandbanken voor de Zeeuwse kust en de schade die daardoor aan het schip was ontstaan, niet verwijtbaar waren. Wanneer er een loods aan boord en het zicht goed was geweest, had voorkomen kunnen worden dat het schip aan de grond zou lopen. 26 Haven van Brouwershaven, Port de Brouwershaven, getekend door G. Groenewegen en gegraveerd door M. Sallieth (gasd tha 0342)

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2015 | | pagina 28