DE DIENSTTIJD VAN EEN MILITAIR TE VELDE TIJDENS
DE EERSTE WERELDOORLOG
door Otto W. Hoogerhuis
In nagelaten papieren van mijn grootvader Willem Hoogerhuis (1890-1964) bevon
den zich aantekeningen die hij waarschijnlijk na afloop van zijn diensttijd heeft
gemaakt. Zijn notities betreffen de periode vanaf zijn opkomst in november 1916
tot circa maart 1918. Voor een goed begrip van deze tijdsperiode is het volgende van
belang. Begin augustus 1914 verklaarde de Nederlandse regering een deel van het
land in staat van oorlog en in enkele dicht bij de grens gelegen gemeenten riep ze
de staat van beleg uit. Het ging in het bijzonder om de provincies Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg. Voor de gemeentebesturen in deze gebieden betekende dit
een inperking van de gemeentelijke autonomie, aangezien het militaire gezag ver
gaande bevoegdheden kreeg. De reikwijdte van deze nieuwe verantwoordelijkheden
was niet altijd duidelijk. Regelmatig ontstonden er dan ook problemen tussen het
militair gezag en de gemeentebesturen. Veel inwoners van sommige garnizoens
plaatsen waren bovendien niet blij met deze langdurige militaire aanwezigheid in
hun woonplaats. In dit artikel zijn hiervan duidelijke voorbeelden te vinden in
Bergen op Zoom en omliggende plaatsen.
Opkomst in Waalsdorp
De eerste aantekening die mijn grootvader Willem maakte, was, dat met het luiden
van de kerkklokken in bijna alle gemeenten op Schouwen-Duiveland het Nederlandse
leger op 31 juli 1914 werd gemobiliseerd. De volgende morgen moesten alle
militairen zich bij hun kazernes melden. Dit betrof Willem zelf nog niet omdat hij
tot een latere lichting behoorde. Bijna twee jaar later, op 11 juli 1916, moest hij voor
de Keuringsraad in het gemeentehuis van Noordgouwe verschijnen. Hij werd goed
gekeurd en enige tijd later kreeg hij bericht dat hij was ingedeeld bij de 3e Infanterie
Brigade met als standplaats Den Haag. In de praktijk betekende dit tijdelijke legering
in het kampement Waalsdorp voor de eerste oefening. Op 10 november 1916
moest Willem in werkelijke dienst opkomen en zich op die eerste dag melden in
het gymnastieklokaal op de Groenmarkt in Middelburg.
Hij noteerde:
Ik ging die dag om half 6 op weg met mijn broodzak op de rug, met van alles er in, n.1.
een klosje garen, schrijfpapier en een pond tabak. Van de Stapelsweg in Zonnemaire
ging ik naar Noordgouwe om met de tram naar Zierikzee te gaan. In de tram trof ik nog
meer 'ongelukkigen' en in Zierikzee gingen we naar de haven om met de spoorboot naar
Middelburg te gaan. Na enkele uren kwamen wij in Veere aan en via het kanaal voeren
wij naar Middelburg. De Lange Jan zagen we al van verre en bij de Loskade gingen we
van boord. We liepen voorbij het huis van de Commandant van de Stelling van de
Monden van de Maas en de Schelde. Daar stond een schildwacht voor de deur, hetgeen
ons erg verwonderde. We vroegen ons af of deze man vijanden zou hebben. Nadat wij
hier en daar in Middelburg nog een biertje hadden genomen gingen we naar de kazerne
in de Noordstraat. Daar werden onze namen afgeroepen.1
In de kazerne werd door de dienstdoende officier bekendgemaakt dat alle nieuw
opgekomen dienstplichtigen vanaf nu onder de militaire tucht stonden. Nog dezelfde
34