'PI TT i 1 1 MM 4 i«ae het werkgebied uit te zetten, er werden dus ook leningen verstrekt in Noord- en Zuid-Holland. Er kwamen drie nieuwe commissarissen bij: in 1906 S.J.W. van Buuren, directeur van de Nederlands-Indische Crediet- en Bankvereniging te Amsterdam, en jhr. J.F. Schuurbeque Boeye uit Zierikzee (niet te verwarren met de latere burge meester mr. J. Schuurbeque Boeye, een achterneef) en in 1911 de Haagse civiel ingenieur H.W. de Mol van Otterlo. De bank was direct winstgevend. De winst werd volgens de statuten verdeeld tussen aandeelhouders (dividend), directie en commissarissen (tantièmes). Een klein deel ging in de reservepot. In de statuten was vastgelegd dat het totaal aan uitgezette pandbrieven niet groter mocht zijn dan tienmaal het geplaatste aandelenkapitaal. Telkens wanneer deze grens werd bereikt, moesten er dus nieuwe aandelen worden uitgegeven. Die konden moeiteloos worden geplaatst tegen koersen die opliepen tot wel 150 procent. Door het uitbreken van de Eerste "Wereldoorlog ontstond er een kleine groeivertraging, maar al in 1916 ging men over de grens van vijf miljoen gulden aan hypothecaire leningen heen. In dat jaar schafte de Insulaire zich een eigen kantoorpand 'op stand' aan in Zierikzee, Havenplein 24 (nu bekend als De Halve Mane). Het ging tevens dienen als woonhuis voor Korlvinke. In mei 1916 overleed de directeur, mr. Van der Vliet na een kort ziekbed. Men vond een opvolger in de persoon van mr. D J. Jongeneel, een Nederlands-Indische bestuursambtenaar, die toevallig op verlof in Nederland was. Adjunct-directeur Korlvinke werd naast Jongeneel tot directeur gepromoveerd. l Het kantoor van de Insulaire Hypotheekbank bevond zich vanaf 1916 aan het Havenplein 24 in het huis De Halve Mane (foto collectie auteur) 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2015 | | pagina 52