Kluiten voor je duiten'
Hoe precair de situatie was kwam pas maanden later aan het licht bij de publicatie
van het jaarverslag in maart 1936. Er stond intussen, 20 bleek, voor 1,7 miljoen
gulden aan eigen onroerend goed op de balans. De Insulaire had een schuld aan
de Incassobank van 1,4 miljoen, op een totaal van 17 miljoen aan uitgezette
hypothecaire leningen. Zorgwekkend was ook het aantal betalingsachterstanden.
De bank nam die in de balans op als normale vorderingen, terwijl iedereen kon zien
aankomen dat een groot deel oninbaar zou zijn. De reacties in de financiële pers
waren bijzonder kritisch. Het jaarverslag maakte, aldus het Algemeen Handelsblad
'geen gunstige indruk'. Het blad wees op de 'zeer slechte balanspositie'. Volgens
De Telegraaf was de afschrijving op het onroerend goed nog 'zeer veel te weinig'.
Bij de conversie was men 'veel te hard van stapel gelopen'. Het vertrouwen in de
bank zakte naar een dieptepunt.
Voor het eerst dook het woord 'Obligo' op. Dit is de statutaire verplichting van
aandeelhouders om, in noodgevallen, bij te storten op hun aandelen. Ze hadden
immers bij de oprichting, en later bij de uitgifte van nieuwe aandelen, maar 10
procent hoeven te storten. Het was niet denkbeeldig dat de Insulaire in een nood
situatie zou komen te verkeren, bijvoorbeeld een faillissement. Dan konden de
aandeelhouders door de curator gedwongen worden tot volledige bijstorting, dus
tienmaal hun oorspronkelijke inleg! Op dit scenario had geen aandeelhouder
gerekend (het werd in het prospectus ook niet vermeld) en het was zelfs de vraag
of iedere aandeelhouder daartoe financieel in staat was. Het gevolg was dat de
aandelen van de Insulaire een negatieve waarde kregen. Aandeelhouders waren
bereid een mogelijke koper geld toe te
geven om zodoende zelf onder het obligo
uit te komen. Het bijstortingsvraagstuk
speelde ook bij een paar andere hypo
theekbanken, maar bij de Insulaire was
het het urgentst.
Een aantal commissarissen onder leiding
van H.G. Hammacher jr., zoon van een
van de oprichters, nam vervolgens het
heft in handen. Er kwam een reddingsplan
waarbij de bank zou worden verplaatst
naar Amsterdam. De redenering was dat
de onderpanden daar zo langzamerhand
de helft uitmaakten van de belangen van
de bank, en dat daar ook de meeste
'slechte' leningen zaten. Voor een actief
debiteurenbeheer en voor het uitbaten
van de eigen panden moest men ter
plekke aanwezig zijn. Zoiets was vanuit
Zierikzee onmogelijk.
Rationeel was het ongetwijfeld een ver
standig voorstel, maar Zeeland was verbij
sterd. Advocaat mr. C.J.B. du Croo en
wethouder R. Gerritsen vormden een
soort actiecomité om de bank voor
Zierikzee te behouden. Er volgde een
56
De beer H G. Hammacher, sinds 1877 no
taris en thans ook wethouder te Groede
(Prov. Zeeland), ondervond bij zijn 30-jarig
jubileum als lid van de Prov. Staten van Zee
land, talrijke blijken van waardeering en
vriendschap. H. M. de Koningin benoemde
hem het vorige jaar tot ridder der orde van
Oranje-
Xassau.
H. G. Hammacher.
H.G. Hammacher, een van de oprichters van
de Insulaire. Zijn zoon, H.G. Hammacher jr.
zou in 1938 het voortouw nemen bij het sane
ren van de bank toen die in ernstige moeilijk
heden verkeerde