rumoerige aandeelhoudersvergadering in een bomvolle Concertzaal, waarvan de Zierikzeesche Nieuwsbode bijna woordelijk verslag deed. De voorzitter verklaarde dat de verhuizing al een paar jaar was overwogen. Gerritsen verklaarde dat hij daar nooit iets over gehoord had, en dat het voorstel de aandeelhouders 'rauwelijks overvallen' had. Mr. du Croo voegde er aan toe: 'Veel pandbriefhouders verkeren in de mening dat de beleggingen in Zeeland waren geplaatst op landerijen.'5 De landbouwer A. Hanse ('Ik ben maar een dove, domme man') gaf het bestuur de raad: 'Koop kluiten voor je duiten.'6 Aandeelhouder Enzlin merkte op 'dat de bank in Amsterdam in de massa verloren gaat maar in Zierikzee koning is'. Commissaris Korteweg was het er niet mee eens. De meeste aandeelhouders woonden allang niet meer op het eiland. 'Van de 2375 aandelen zijn er te Zierikzee 267 geplaatst, in Schouwen-Duiveland 165, zodat een 2000 aandelen buiten het eiland zijn terechtgekomen. De bank is Zierikzee ontgroeid!' Na langdurige discussie werd er gestemd. Er waren 462 stemmen vóór de verhuizing en 342 tegen. Daarmee was het pleit beslecht: de Insulaire zou uit Zeeland vertrekken. Naar Amsterdam Het bestuur liet er geen gras over groeien. Binnen twee maanden verhuisde de bank naar Amsterdam naar een gehuurd pand aan de Keizersgracht. Het jaar 1936 werd afgesloten met een golf aan executies. Het werd duidelijk dat de oorspronkelijke taxaties veel te hoog waren geweest. Bijna alle executies leverden verlies op. De post 'aangekocht onroerend goed' bleef groeien. Het ging om een zeer gevarieerde portefeuille, met een café in de Amsterdamse Halvemaansteeg, maar ook een hofstede met ruim 3 ha grond op Flakkee. Om van de dure banklening af te komen, werden pandbrieven in de markt gezet met looptijden van vijf en acht jaar. 'Een novum,' schreef De Telegraaf. Het financieren van langlopende leningen met kort lopende is in de financiële wereld een doodzonde; bij veranderende rentestand kan zoiets totaal verkeerd uitpakken. Maar veel keus had men niet. Naast Korlvinke en Cock werd een derde directeur aangesteld, mr. H. Bruyn, van wie men aannam dat hij de Amsterdamse situatie beter kon inschatten. De dagen van Cock, twintig jaar lang het uithangbord van de Insulaire, waren geteld. Met hem werd een vertrekregeling getroffen. Hij nam in het voorjaar van 1938 afscheid en werd notaris in Monnickendam. Korlvinke, de man van het backoffice, mocht blijven. Het jaarverslag over 1937 werd gepresenteerd in de Industrieele Club in Amsterdam. Commissaris Hammacher legde een verklaring af die er niet om loog. De Insulaire stond er nog slechter voor dan was aangenomen. De uitgifte van pandbrieven werd per direct gestaakt. De banklening was afgelost, maar er moesten grote reserveringen gemaakt worden voor slechte leningen en ook op de panden in eigen beheer moest flink worden afgeschreven. Het was onduidelijk hoeveel precies. Het bestuur had twee wijze mannen aangetrokken, mr. M.J. Bos, directeur van de Nederlandsche Hypotheekbank, en mr. A.S. van Nierop, directeur van de Hypotheekbank voor Nederland. Ze moesten zich een oordeel vormen over de taxaties en zich buigen over de toekomst. 'De dag van heden is een zwarte bladzijde voor het Nederlandse hypotheekbankwezen,' aldus De Telegraaf. Het aantal debiteuren met betalingsachterstand nam steeds meer toe. De bank bleef maar executeren en onroerend goed inkopen. Aan het eind van 1938 had men ruim honderd panden in eigendom met een totale boekwaarde van 2,6 miljoen gulden, op een totaal van 12 miljoen aan uitgezette leningen. De koers van het aandeel daalde tot minus 200 procent. 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2015 | | pagina 59