Oorlog
Na de Duitse inval, 10 mei 1940, veranderde de vaderlandse economie volkomen.
Veel woningen raakten door oorlogsgeweld onbewoonbaar, de leegstand nam af
en de huren en huizenprijzen stegen. De Insulaire slaagde er voor het eerst in om
wat eigendommen met winst te verkopen (daaronder ook het kantoorpand in
Zierikzee, dat door een tandarts werd overgenomen). Ook de exploitatie van de
panden in eigen bezit leverde een positief resultaat op. Het Amsterdams Effectenblad
merkte over de Insulaire op: 'Sinds 1939 is de waarde aanmerkelijk gestegen.' Het
blad vond de aandelen 'voor enigszins speculatieve belegging de aandacht waard'.
Van het bezit aan onroerend goed, eind 1939 nog 2,7 miljoen gulden, was aan het
eind van 1941 nog minder dan de helft over. Een hertaxatie van de onderpanden
toonde aan dat de verkoopwaarde inmiddels het leningbedrag overtrof. Kortom, de
Insulaire maakte een wonderlijke wederopstanding mee, en de aandelen noteerden
weer positief. Er kon zelfs worden aangekondigd dat over 1941 8 procent dividend
zou worden uitgekeerd. Dat dit in het bijzonder door de aandeelhouders die zich
zo fel tegen het bijstortingsvoorstel hadden gekeerd als een triomf werd gevoeld,
laat zich raden.
Toch moest er op den lange duur toenadering gezocht worden tot een andere
bankinstelling, de Insulaire was te klein geworden om zelfstandig te overleven.
Eind 1942 voerden directie en commissarissen gesprekken met de Algemene
Waarborg Maatschappij, die eerder al de Nederlandsche Hypotheekbank had over
genomen. Directeur van de Waarborg Mij. was mr. Van Nierop die samen met
mr. Bos de Insulaire in 1938 van advies had gediend en die de bank dus door en
door kende. De Waarborg Maatschappij bood de riante prijs van 220 procent voor
elk aandeel! Aandeelhouders die een paar jaar eerder nog 450 gulden toe geboden
hadden om van hun aandelen af te komen, zullen zich nog wel eens achter de oren
hebben gekrabd. Vrijwel alle aandeelhouders gingen met het bod akkoord en op
14 april 1943 was de overname een feit. De commissarissen en directeur Korlvinke
namen ontslag. De vennootschap bleef formeel bestaan; de nieuwe eigenaren
lieten de bestaande contracten uitlopen en verkochten geleidelijk het onroerend
goed. Daarop werden nog flinke winsten gemaakt. Alle pandbriefhouders kregen
netjes uitbetaald.
In 1948 werd de Insulaire Hypotheekbank nv officieel geliquideerd. De Algemene
Waarborg Maatschappij werd in 1958 zelf ook weer overgenomen, door de Utrechtse
Hypotheekbank, en belandde uiteindelijk binnen het iNG-concern. Korlvinke
overleed in 1948, Cock in 1970.
Terugblik
Alle Nederlandse hypotheekbanken hadden het in de jaren 1930-1940 erg moeilijk.
Er waren veel wanbetalers, de waarde van onroerend goed daalde, huizen kwamen
'onder water' (een cynische uitdrukking overigens wanneer we het over een
Zeeuwse hypotheekbank hebben), er volgden veel executies. Toch deed de
Insulaire het slechter dan de meeste collega-banken. Waarom? Wanneer we de
jaarcijfers vergelijken blijkt de Insulaire tot 1930 een bovengemiddelde groeier te
zijn, met een 'normaal' aantal executies (een maat voor het aantal 'slechte' leningen)
en een 'normaal' winstniveau. De verschillen traden op toen de economische crisis
in 1930 toesloeg. De Insulaire kocht toen vaker dan andere banken probleempanden
in, en schreef daarop weinig of niets af. Betalingsachterstanden werden geboekt als
'normale' vorderingen en ook daarop werd weinig afgeboekt. Zo werden de
59