STAD EN LANDE VERTEGENWOORDIGD
Statenleden vanuit Schouwen-Duiveland, 1814-2015
door André Flikweert
In 2014 bestond de huidige provincie Zeeland tweehonderd jaar. Bovendien werden
in maart 2015 de vierjaarlijkse verkiezingen gehouden voor de leden van Provinciale
Staten van Zeeland. Het is een natuurlijk moment om te bezien wie in de afgelo
pen twee eeuwen zoal Schouwen-Duiveland vertegenwoordigden in de Staten van
Zeeland.
De eerste periode 1814-1850: een standenmaatschappij
In de eerste grondwet van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden van 29 maart
1814 wordt het bestuur van de nieuwe provincies geregeld. Op dat moment is
Zeeland nog kleiner dan het nu is, maar op 12 juli 1814 besluit koning Willem I ook
Staats-Vlaanderen bij Zeeland te voegen. Op 26 augustus 1814 stelt de koning het
reglement vast 'omtrent de samenstelling van de Staten der provincie Zeeland'.
Er is duidelijk nog sprake van een standenmaatschappij. De edelen leveren zes van
de veertig leden. Twintig leden worden afgevaardigd door de steden (de stedelijke
stand): acht uit Middelburg, drie uit Zierikzee, twee uit Goes en Vlissingen en een
uit Tholen, Veere, Sluis, Axel en Hulst. Ten slotte vertegenwoordigen achttien leden
de 'eigen erfden' (later de landelijke stand genoemd): vier uit de kiesdistricten
Zierikzee (inclusief Tholen en Sint Philipsland), Goes en Hulst en drie uit de kies
districten Middelburg en Sluis. In 1825 krijgen de steden en de landelijke stand er
elk een zetel bij. De vertegenwoordigers van de landelijke stand worden gekozen
door een kiezerscollege, dat weer is gekozen door de stemgerechtigden die voldoen
aan de voorwaarden voor het censuskiesrecht. Dit heeft tot gevolg dat alleen de
rijksten van het platteland - de grootgrondbezitters, vaak inwoners van de steden -
namens de landelijke stand in Provinciale Staten komen. De vertegenwoordiging
van de adel vindt plaats via de ridderschap. Omdat in Zeeland nog nauwelijks adel
voorkomt, begint koning Willem I in augustus 1814 met het vormen van nieuwe
adel. Tussen 1814 en 1836 worden in totaal 36 personen erkend als edele of toege
laten tot de Ridderschap van Zeeland.
Bij Koninklijk Besluit van 20 augustus 1814 worden de eerste leden van Provinciale
Staten benoemd. Het lidmaatschap van Provinciale Staten is in de eerste helft van
de negentiende eeuw vooral een erebaan. Er wordt in beginsel slechts enkele dagen
in de eerste week van juli vergaderd. In deze vergaderingen worden de gedeputeerden
gekozen maar ook leden van de Eerste Kamer en het Provinciaal Gerechtshof. Het
dagelijks bestuur is in handen van het college van Gedeputeerde Staten dat jaarlijks in
de julivergadering door middel van een schriftelijk jaarverslag verantwoording aflegt.
In 1814 treden zes Statenleden aan vanuit Schouwen-Duiveland. Jhr. mr. W.A. de
Jonge, op 28 augustus 1814 benoemd in de Ridderschap van Zeeland, vertegen
woordigt de adellijke stand. Hij wordt na zijn overlijden in 1835 opgevolgd door
zijn zoon jhr. Bonifacius de Jonge te Middelburg. De stedelijke stand van Zierikzee
wordt vertegenwoordigd door burgemeester A.H.W.H. baron van Dopff, door mr.
M.J. de Jonge, een oudere broer van W.A. de Jonge, en door koopman Bonifacius
Mogge Pous, een zwager van de gebroeders De Jonge. Mr. M.J. de Jonge wordt in
63