Evacuatie Ondertussen waren circa 17000 van de 22000 inwoners die Schouwen-Duiveland voor de bezetting telde, vertrokken - een enorme logistieke operatie. Ook duizenden stuks vee en de aanwezige voorraden landbouwproducten waren afgevoerd. De Duitsers wilden het eiland zo leeg mogelijk hebben. In de Westhoek en bij de havens van Zierikzee, Brouwershaven en Bruinisse waren evenwel troepen gelegerd die gevoed en verzorgd moesten worden, en in de kop van Schouwen waren arbei ders nodig voor de bunkerbouw en voor het oprichten van versperringen op de stranden en de akkers. Ook de stroomvoorziening moest doorgaan. Voor deze taken mocht een beperkt aantal burgers achterblijven: ongeveer drieduizend in de westhoek, vijfhonderd in Zierikzee en enkele honderden elders verspreid over het eiland. De inundatie was een militaire aangelegenheid en viel onder de Inselkommandant en zijn Überflutungskommando; de evacuatie was een civiele aangelegenheid en viel onder Beauftragte Münzer en diens assistent, Referent Korte. Nu had Ilcken door zijn voortvarend gedrag bij de inundatie nogal indruk gemaakt. Münzer bepaalde daarom al in maart 1944 dat Ilcken bij afwezigheid van Korte als diens gevolmachtigde op Schouwen-Duiveland mocht optreden. Hij kreeg daardoor de vrije hand in waterstaatkundige aangelegenheden maar ook inzake de evacuatie. In het late voorjaar lieten de Duitsers de waterstand weer wat zakken. Het tweemaal daags bij hoogwater openen en sluiten van de spuisluizen bleek namelijk zoveel mankracht te kosten dat er van de beoogde manschappenreductie niets terecht kwam. Op hogere delen bleek nu toch nog akkerbouw mogelijk te zijn. Dat was ook in Duits belang in verband met de voedselvoorziening. Sommige boeren moch ten dus terugkomen. Die hadden ook weer arbeiders en verzorgers nodig, en zo begon het aantal bewoners weer te groeien. Er ontstond een voortdurend touw trekken over de mensen die moesten blijven of juist vertrekken. Ilcken en niemand anders bepaalde welke bakkers en andere middenstanders in Zierikzee konden blijven en welke niet5 en welke boeren en knechten mochten terugkeren. Wie hem niet aanstond kon gaan. Dat lot trof ook de burgemeester van Zierikzee Schuurbeque Boeije, toch niet bekend als erg kritisch tegenover de bezetter, en de plaatselijke huisartsen. Ilckens eigen arts, Vleugels Schutter uit Nieuwerkerk, moest naar Zierikzee (hij zou eind november alsnog evacueren). Het gemeentelijk apparaat en het archief verhuisden naar Kloetinge. De chirurg Aris, die het nog droog gebleven ziekenhuis in Noordgouwe zo goed en kwaad als het ging draaiende probeerde te houden, weigerde te vertrekken. Ilcken accepteerde dat niet, dreigde Aris met kamp Vught en probeerde via de polder Bettenwaarde om Noordgouwe alsnog onder water te krijgen. Daarin leek hij te slagen. Maar Aris groef, nadat pogingen om de coupure in de Schouwse dijk bij het Kakkersweel te openen waren mislukt, met hulp van een paar boeren ergens anders een gat in de dijk waardoor het water dat Ilcken aan de oostkant binnenliet er aan de westkant weer uit liep. Het zieken huis zou met enkele onderbrekingen wegens beschietingen in functie blijven tot aan de bevrijding - met Duitse steun overigens, omdat de aanwezigheid van een ziekenhuis ook voor de Duitsers van belang kon zijn. Toch overspeelde Ilcken op een gegeven moment opnieuw zijn hand. Door zijn eigengereidheid kwam zijn relatie met de Wehrmacht onder druk te staan en in de zomer van 1944 ontstond een knetterende ruzie met de Duitse Inselkommandant. Men wilde toen graag weer van hem af. 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2016 | | pagina 109