Engelse als de Duitse koning, want die
verlieten beiden het strijdtoneel zonder
iets te bereiken. Vergeefs is het woord
dat veel van zijn activiteiten typeerde.
Maar toch, zoals de geciteerde schrijver
hierboven al constateerde, de Vlamingen
danken mede aan hem het feit dat ze
vandaag nog steeds Nederlands praten
en dat hun land geen deel uitmaakt van
Frankrijk. Daarbij werd zijn leven geken
merkt door een tomeloze inzet en een
niet aflatende strijd voor wat hem juist
en goed voorkwam. En zo'n strijd is toch
eigenlijk in diepste wezen nooit werke
lijk vergeefs.
Hun machtsbasis vonden de Hollandse
graven vanouds in het feit dat ze niet
alleen allerlei grafelijke rechten hadden
verworven, maar oorspronkelijk ook
grootgrondbezitters waren. Van dat uit
gebreide bezit hadden verwante familie als Voorne en Renesse, Brederode en
Teylingen grote stukken geërfd. Dat was hun eigen bezit, dat men 'allodiaal' goed
noemde. Dit in tegenstelling tot de geleende goederen, veelal rechten op tienden,
op de wind en de visserij, op een deel van de tolgelden, enzovoorts. Deze vormden
in de middeleeuwen eveneens een belangrijk bestanddeel van het adellijke
vermogen. Daarbij moet worden opgemerkt dat in de dertiende eeuw vele edelen
herhaaldelijk hun allodiaal bezit aan de graaf schonken om het dan in de vorm van
een leen terug te krijgen. Het was een goede methode om bij de graaf in de gunst
te komen door zich als vazal aan hem te verbinden. Beide vormen van bezit gingen
over van vader op zoon. Wanneer iemand echter zonder wettige zoon overleed,
kon wel het eigen goed over de andere familieleden worden verdeeld, maar het
geleende goed kwam weer in handen van de leenheer, die er naar willekeur over
kon beschikken, hoewel het doorgaans gebruikelijk was dat het in de familie bleef.
Maar er waren uitzonderingen en die zullen ons nog bezighouden. Voor deze
edelen was die leenheer meestal de graaf van Holland.
Een van de aspecten van familiebezit was helaas dat de overerving voortdurend
tot versplintering van bezit leidde. Volgens het Zeeuwse erfrecht erfden alleen de
zonen, maar die kregen dan ook ieder een gelijk deel. Als de eigenaar kinderloos
overleed of alleen maar dochters naliet, vervielen de lenen weer aan de graaf.
In dit verband kan het geen kwaad erop te wijzen dat het geslacht Renesse een
Hollandse familie was. Dat gold niet alleen voor Brederode en Voorne, maar ook
voor Renesse. We zijn er in onze tijd zo aan gewend dat Schouwen-Duiveland een
deel van Zeeland is, dat we over het hoofd zien dat de middeleeuwse situatie
anders was. Floris V ging zich pas graaf van Zeeland noemen - naast zijn titel graaf
van Holland - toen hij zijn gezag over Walcheren en de Bevelanden voorgoed
had gevestigd. Schouwen rekende men nog tot Holland. Dat valt ook te lezen bij
Melis Stoke, als hij beschrijft hoe in het conflict met Wolfert van Borselen deze zijn
opponent Jan van Renesse 'den Hollandre met sinen lieden' noemde.
We zullen het leven van Jan van Renesse nu volgen aan de hand van de rivalen die
10
Hendrik Conscience, auteur van De Leeuw van
Vlaanderen, de slag der Gulden Sporen, 1838
Wi kipedia