Op 24 maart arriveerden ze in Alkmaar. Tegen de rebelse Friezen, opgestookt door de bisschop van Utrecht, trok de jonge graaf nu zelf op met een leger onder de leiding van Jan van Renesse. Sir Reginald Ferrer bevond zich nog altijd in hun gezelschap en volgens onze kroniekschrijvers kon hij met eigen ogen waarnemen hoe bekwaam de Zeeuw zich van zijn taak kweet. De Friezen werden op 27 en 28 maart definitief verslagen in een geregelde veldslag. Er lagen drieduizend doden op het slagveld. Daar, zo zei men, vestigde Jan van Renesse voorgoed zijn roem als ridderlijk veldheer. Wel liep hij er zelf vele verwondingen op. Als beloning ontving hij met zijn vrouw Sofie van der Goude blijkens een oor konde van graaf Jan I hun grafelijke lenen als onversterfelijk bezit. De heerschappij van Jan van Renesse heeft niet lang geduurd. Korte tijd later slaagde Wolfert van Borselen erin hem met een list te verdrijven en zijn plaats in te nemen. Een mogelijke verklaring kan zijn dat Sir Reginald Ferrer intussen via Vlaanderen naar Engeland was teruggekeerd. Wolfert van Borselen was niet zomaar iemand. Weliswaar kon hij niet pochen op een afstamming van de Hollandse graven, zoals Renesse en Brederode, maar hij deed bepaald niet voor hen onder. Er bestond in die dagen een nog steeds slepend conflict tussen Holland en Brabant. Renesse heeft op een bepaald moment geluisterd naar de wens van de Hollanders om daar een einde aan te maken. Er werd een afspraak gemaakt voor een ontmoeting. Graaf Jan I reisde met zijn gezelschap naar Reimerswaal, terwijl die van Brabant naar Bergen op Zoom zouden komen. Jan I zou overvaren om persoonlijk op de dagvaart te verschijnen, maar met algemene stemmen werd besloten dat heer Jan van Renesse eerst zou gaan. Die koesterde geen wantrouwen en vertrok. In zijn afwezigheid gingen de jonge graaf en heer Wolfert van Borselen samen jagen. Onderweg overtuigde Wolfert zijn reisgenoot ervan dat Jan van Renesse met Brabant had afgesproken om hem gevangen te nemen en te ontvoeren. De jongen geloofde hem blijkbaar en zocht een veilig onderkomen in een kasteel. Het schijnt dat Jan van Renesse eerst nog, onwetend over de geuite verdachtmakingen, wilde gehoorzamen, maar weldra drong de waarheid tot hem door: 'Ic hebbe ver loren den grave, wat sals ghescien' en hij verdween haastig naar zijn eigen kasteel op het eiland Schouwen. Renesse werd beschuldigd van samenspanning met de aartsvijand. Zijn kasteel werd belegerd en ingenomen: 'Dus wort verdreven her Jan.' Hij was een banneling geworden. Wolfert van Borselen, 1250-1299, het beeld aan het stadhuis van Veere is vermoedelijk een afbeel ding van hem 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2016 | | pagina 16