meer bereiken en weken massaal uit naar Vlaanderen. Vanuit dat gewest wilden ze
terugkeren.
Graaf Jan II voelde zich zo zeker van zijn overwinning, dat hij zijn leger afdankte
en terugkeerde naar zijn graafschap Henegouwen. Even dachten de Zeeuwen dat
dit hun de kans bood op hun terugkeer en ze hesen weer het vaandel van de
opstand. Maar op 1 januari 1301 werden Renesse en Borselen bij het dorp Lodijke
op Zuid-Beveland definitief verslagen door Jan zonder Genade. Jan van Renesse
hield met 360 man nog enige maanden stand in zijn slot. Toen was het voor hem
ook afgelopen. Scriverius schreef: 'Hier nae heeft Graeff Jan eenighe cleyne
swarichheden ende moeyten gehadt, als met Heer Jan van Renesse, den welcke hy
uyt den Lande dede bannen ende sijn Slot van Mourmont in Schouwen neder wer
pen en ter aerden slechten.' Zijn voorvaderlijk kasteel, dat werd gebouwd door de
eerste Costijn van Renesse, werd vernield. Vredesonderhandelingen aan het hof van
de Franse koning leverden niets op. De ballingen en Jan van Renesse konden niet
veel anders doen dan hun kans afwachten. Eens zouden ze wraak nemen op graaf
Jan van Holland en Henegouwen en op zijn meedogenloze zoon Jan zonder
Genade.
Zijn vijfde rivaal
De Vlaamse dichter Jan van Boendale (1280-1365) dichtte in die tijd:
In desen tiden, dat dit ghesciede,
Ghinghen al die ghemene liede
In allen landen te gadereplechten,
Ende ieghen haer heren rechten,
Soe dat die heren waren tonder,
Ende die ghemeente boven, dats wonder,
Aldus ghevielt in allen porten
In de tijd waarin dit gebeurde,
gingen alle gewone mensen
zich in alle landen met elkaar verbinden,
en opstaan tegen hun heren,
zodat de heren onder lagen,
en de gemeente boven, dat is een wonder,
aldus geschiedde in alle steden
Daarmee vermengde zich in Vlaanderen dan ook nog de taalstrijd, want de koning
en zijn edelen spraken Frans, de vijandige Henegouwers spraken Frans en de gewone
man behielp zich met het Vlaams of het Diets. Het aantal grote werken in die taal
groeide snel, door schrijvers als Jacob van Maerlant, Melis Stoke en Lodewijk van
Velthem. Zelfs hertog Jan van Brabant dichtte zijn minnedichten in de landstaal.
Maar de taal van de macht bleef toch het Frans.
Al die conflicten versterkten elkaar en zouden uiteindelijk tot een uitbarsting komen.
Iedere Europese graaf, hertog of koning werd als het ware gedwongen partij te
kiezen, door zijn leeneed, door zijn familierelaties, door de verlokking van het geld
of door een mengsel van alle drie. Soms werden oude banden aangehaald, soms
werden ze zelfs verbroken.
Het begon met relletjes in Brugge. Op 17 mei trok de Franse edelman Jacques de
Chatillon de stad Brugge binnen met 1700 ruiters, niet zonder wapens zoals hij
beloofd had, maar met een sterke troep goed uitgeruste soldaten, sergeanten en
boogschutters. Maar de burgerij van Brugge vreesde voor een ramp en stuurde
boden naar de bannelingen, zoals Jan Breydel en Pieter de Coninck. Onmiddellijk
rukten die op naar Brugge. De zon ging op, toen de mannen op de wallen zo'n
zevenduizend woedende burgers op zich zagen afkomen. Weldra vulden de straten
zich met gewapende lieden. Breydel met zijn troep dempte de stadsgracht bij de
Sluispoort, die men toen maar voor hem opende. De verbannen burgers snelden de
17