weldra trok een machtig leger, de bloem van de Franse adel, onder leiding van Robert van Artois naar het opstandige gewest. Bloedige wraak was hun voornemen. Na het incident in Brugge was in korte tijd het hele gewest in opstand gekomen. Alleen in de stad Kortrijk hield nog een Franse bezetting stand, belaagd door de woedende burgers. Daar, aan de oever van de Leie, bij de Groeningerbeek, kwam het op 11 juli 1302 tot een treffen tussen een paar duizend Franse ridders en de Vlaamse troepen die grotendeels werden gevormd door Brugse ambachtslieden, boeren uit de kuststreek, een paar honderd Gentenaars en enige tientallen Zeeuwse ridders van wie Jan van Renesse de belangrijkste was. Hij was met Willem van Gulik jr. en zijn vierhonderd Zeeuwen teruggekeerd van Cassel. Lang niet alle Nederlandstalige ridders hadden de Vlaamse kant gekozen. Velen van hen streden aan de zijde van de Franse koning. Dat deed ook de oudste zoon van de Henegouwse graaf, die de Zeeuwen kenden als Jan zonder Genade. Hij was er op aandringen van zijn moeder. De strijd die de geschiedenis in zou gaan als de Guldensporenslag duurde drie uur. Het slagveld lag bezaaid met lijken van mensen en paarden. Een ridderleger dat men onoverwinnelijk achtte, was vernietigd. De Franse adel had zestig baronnen en heren, honderden ridders en meer dan duizend schildknapen verloren. Gesneuveld waren opperbevelhebber Robert van Artois en met hem vele anderen. Een genoegdoening had het lot nog voor Jan van Renesse. Op het slagveld was aan Franse zijde ook een aantal Nederlandse edelen gevallen. Een van hen was Godfried van Brabant, maar wellicht belangrijker nog was het feit dat zich bij de gesneuvelden ook Renesses grootste vijand bevond: de oudste zoon van de Henegouwse graaf, de man die zich in Zeeland de bijnaam Jan zonder Genade had verworven. Zo eindigde de Guldensporenslag, die zo genoemd werd omdat de overwinnaars na de veldslag de gulden sporen van de verslagen ridders verzamelden - zo'n zevenhonderd in getal - en als herinnering in de kerk van Kortrijk hingen. Deze naam heeft die veldslag overigens pas in de tijd van de Romantiek gekregen. Zijn zesde rivaal Om vele redenen was Witte van Haemstede bepaald geen vriend van Jan van Renesse. Het ergste was natuurlijk dat hij hem van een deel van zijn erfenis had beroofd. Witte was omstreeks 1280 geboren als een bastaardzoon van graaf Floris V. Hij was de erkende halfbroer van de zwakke graaf Jan I van Holland. Hij was sterker en steviger dan de wettige zoon, maar vooralsnog vrijwel bezitloos. Intussen was de neef van Jan van Renesse, de zoon van Costijn, overleden. Hij liet geen kinderen na en dus was onze Jan van Renesse de aangewezen erfgenaam. Zo zien we dat hij van Jan van Haemstede bepaalde tienden erfde, een leen van het kapittel van Sint Jan te Utrecht. Jan van Renesse beschouwde zich als diens wettige erfgenaam. Het baatte hem niet. Voor de grafelijke lenen negeerde graaf Jan zijn aanspraken. Zijn goederen werden in beslag genomen: 'Grave Jan bannede hei- Jan van Renisse, ende nam hem siin goeden.' Met de mogelijke rechten van de in ongenade gevallen familie wilde hij geen rekening houden. Hij legde beslag op de leengoederen, ontnam op 13 oktober 1299 de heerlijkheid Haemstede aan de familie Renesse en gaf die aan zijn halfbroer Witte. Die werd dus de nieuwe heer van Haemstede en zou met die naam roem vergaren als steunpilaar voor het Henegouwse Huis. Hij trouwde met Agnes van der Sluis en kreeg diie zonen. Floris, Arnold en Jan. Jan van Renesse zou hem als de zoveelste rivaal op zijn pad vinden. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2016 | | pagina 21