Ook nu weer had Jan van Renesse vele schepen onder zijn gezag en kon hij Gwijde
van Namen helpen af te reizen toen de situatie in Utrecht te benauwd was geworden.
De route via Gouda lag voor de hand, omdat Jan van Renesse zich immers heer van
Gouda noemde sinds zijn huwelijk met Sofie van der Goude. Daar lag een groot
aantal koggen gereed waarmee de Vlamingen de IJssel konden afvaren naar
Zeeland. Op 1 mei waren er in Holland geen Vlamingen meer. Helaas voeren zij
hun ondergang tegemoet. De Franse koning Filips de Schone had een machtige
vloot onder leiding van vlootvoogd Grimaldi naar deze streken gestuurd en bij
Zierikzee werd een van de grootste zeeslagen in de middeleeuwse geschiedenis
uitgevochten. Hij duurde van 's middags (10 augustus 1304) tot het middaguur van
de volgende dag. Toen was de Zeeuws-Vlaamse vloot vernietigend verslagen. Graaf
Jan II van Henegouwen heeft het bericht van de overwinning nog op zijn ziekbed
ontvangen. Kort daarna, op zaterdag 22 augustus 1304, stierf hij.
Na de nederlaag van de Vlamingen bij Zierikzee kon ook Jan van Renesse zich niet
langer handhaven in Utrecht. Met een kleine groep trouwe gezellen trok hij weg.
Herman van Woerden was bij hem, evenals Arend van Benschop en Jan en Pelgrim
van der Leede. Voorts worden genoemd Huibert van Everdingen, Hendrik en
Bertold van Schalkwijk en kanunnik Arend van Buren. Alles was nu toch wel
verloren. De overwinning die zo nabij had geleken, was voorgoed achter de horizon
verdwenen. Moedeloos reden zij naar het Zuiden. De groep bereikte de Lek en
wilde daar de rivier oversteken. Maar tijdens hun haastige overtocht in zo'n platte
rivierschuit gebeurde een ongeluk. Misschien bevatte de schuit te veel ridders met
hun knechten en paarden, misschien werden ze belaagd vanaf de oever. Hoe het
ook zij, de schuit kantelde en sloeg om. Reddeloos verdronken de ballingen in het
water van de Lek. Wagenaar geeft het volgende verslag.
De meeste Heeren, welker Sloten hieromtrent gelegen waren, hielden 't met Renesse
zodat hij zich veilig waande. Jan van Beusichem, heer van Kuilenburg, en een ander
die niet genoemd wordt, waren de enigsten, die der Henegouwer Regering toegedaan
bleven. Dezen dan, van het vertrek van Renesse en de zynen kennis gekregen hebbende,
brachten enig volk in de wapenen en troffen de vluchtelingen aan op een uiterwaard in
de Lek tegenover Kuilenburg. Hier werd Renesse, met verscheiden anderen, verslagen
op de vijftiende van Oogstmaand des jaars 1304.
Uiteraard baarde zijn dood groot opzien; Hendrik Conscience vertelde: 'De Vlamingen,
dit ongeluk door de vluchtelingen vernemende, betreurden hem met droeve klach
ten en zwoeren dat zij hem niet ongewroken zouden laten.' En in zijn geschiedenis
van België in 1845 schreef hij zelfs: 'De Vlamingen van deze rampspoed horende,
werden uitzinnig van woede en wraakzucht.'
Het leven van Jan van Renesse was niet alleen kleurrijk en typisch voor de tijd
waarin hij leefde, het bevatte ook een samenvatting van de belangrijkste politieke
gebeurtenissen in deze streken. Maar bovenal was hij toch de weergaloze ridder,
die roem en eer vergaarde, niet alleen op de slagvelden, maar ook daarbuiten.
Helaas, dat hij in zijn strijd tegen de onrechtmatige opvolging van graaf Jan van
Henegouwen zijn Vlaamse vrienden te hulp had geroepen, hebben de vaderlandse
geschiedschrijvers hem nooit vergeven. Hij werd weggezet als een landverrader en
zijn rivaal Witte van Haemstede werd als de ware held op het schild geheven.
22