het roerige jaar 1795: 'Op Duiveland drong de geest van vrijheid, gelijkheid en
broederschap het eerst door te Bruinisse. Wellicht omdat men zich hier minder
dan elders gebonden weet aan hiërarchie en bevoogding van adellijke of van z
ich adel wanende personen. Sprak wijlen jhr. De Casembroot niet over de republiek
Bruinisse?'
Pieters echtgenote, Elizabeth Dalebout, overlijdt op 5 juni 1908 in Vlissingen in het
kraambed en Pieter blijft achter met acht minderjarige kinderen. Hij hertrouwt in
december 1909 en het gezin verhuist twee maanden later naar Delfshaven. Daar
overlijdt Pieter op 1 oktober 1911, bijna vijftig jaar oud. De herinnering aan Pieter
leeft voort in de mooie modellen die hij maakte van hoogaarzen. Bekend zijn een
model van een hoogaarsjacht gemaakt in 1893 (in het bezit van zijn achterkleinzoon
Dirk Lzn.) en een model waarvoor hij in 1906 een prijs kreeg.
Tijdens de voornoemde veiling in 1908 wordt onder andere het eifpachtrecht
verkocht aan de buitenglooiing van de Oostzeedijk van het terrein (1275 m2) samen
'met de eigendom van de daar op aangelegde scheepstimmerwerf, loods, pekkokerij,
heiningen en palen'. Dit erfpachtrecht wordt verkocht aan de oudste zoon van
Pieter Dzn., Dirk van Duivendijk Pzn. (1884-1971), 'die verklaarde te handelen
namens en ten behoeve van Jan Konstant Dalebout, particulier te TolenDe
aankoopsom is 600 gulden en dat is inclusief 400 gulden voor het merendeel van
de gereedschappen en werktuigen die tot de scheepswerf behoren. Dat is een
koopje en Dirk kan dus de scheepswerf voortzetten, zij het zonder het binnendijks
gelegen huis met loods.
Maar het gaat ook nu weer niet vanzelf. De nu 23-jarige Dirk is in 1905 getrouwd
met Pieternella Schakel (1886-1962) en er zijn al twee kinderen geboren van wie er
een nog in leven is. Er worden in dit gezin in totaal dertien kinderen geboren wan
wie drie levenloos en drie vroeg overlijden. De vier zoons komen allemaal op de
scheepswerf van hun vader te werken (de achtste generatie). Maar voordat het
zover is werkt Dirk Pzn., naast ingehuurd personeel, met zijn broers.
In 1911 woedt er in de nacht van 30 september op 1 oktober een zware storm die
grote schade toebrengt aan de vissersvloot17, de haven en de scheepswerf. De buiten
dijkse loods van de scheepswerf wordt grotendeels vernield en Dirk Pzn. krijgt 800
gulden uit het Rampenfonds om de schade te herstellen. Hij herbouwt de loods in
1912 en maakt hem 2 meter langer. In 1923 bouwt hij er nog een stuk aan en voegt
een sleephelling (op het zijbeloop van de kleine dam) toe, zodat hij kleine bootjes
eventueel binnen kan repareren. De houten loods zal dienst blijven doen tot 2001
Bij de storm in 1911 worden er van de 150 vissersschepen in de haven 120 zwaar of
onherstelbaar beschadigd; vijf schepen worden zelfs niet teruggevonden; ze zijn
geheel vernield. Geen van die schepen is verzekerd. Maar het herstel van de schepen
geeft wel veel werk voor de scheepswerf. Intussen gaat in die jaren, net zoals op de
scheepswerf in Tholen, nog steeds alles met de hand. Pas in 1927 komt er een
benzinemotor voor het aandrijven van een zaagmachine. Het omhooghalen van de
vissersschepen met handbediende lieren zal echter nog een tijdje doorgaan
Voor de Tweede Wereldoorlog zijn de meeste vissersschepen in Bruinisse nog van
hout. Pas na de Tweede Wereldoorlog gaat men noodgedwongen (veel hoogaarzen
zijn in de oorlog gevorderd en die terugkeren zijn er niet best aan toe) over op
stalen schepen. Maar op de reparatie daarvan is de scheepswerf niet of nauwelijks
ingericht: klinken gaat nog maar aan lassen is men nog niet toe. De plaatselijke
visserijvereniging vraagt dan aan Dirk Pzn. om reparaties, ombouw en ondeihoud
van stalen schepen mogelijk te maken zodat ze niet naar andere scheepswerven
32