Bestuur, rechtspraak en politie De overheersing door de Fransen had bijna vier jaar geduurd en ook Schouwen- Duiveland had daarvan zijn deel gekregen. De inlijving bij het Franse keizerrijk had grote gevolgen, waarvan een aantal tot op de dag van vandaag onze rechtsstaat en samenleving bepaalt. Allereerst brachten de Fransen een scheiding aan tussen bestuur, rechtspraak en politie. Naast het burgerlijk bestuur, waarop ik hierna inga, was er een politieapparaat - dat onder leiding stond van de Fransen - en een apart juridisch stelsel. Daarnaast was er het weinig omvangrijke Franse militair bewind, dat in Vlissingen zetelde en onder leiding stond van baron de Gilly, divisiegeneraal en commandant van de Zeeuwse eilanden. De Franse jaren brachten de centralisatie van bestuur die in de Bataafse tijd al was nagestreefd. Per 1 januari 1811 werd in Nederland het Franse bestuurlijk stelsel van kracht. Zeeland dreigde aanvankelijk te worden verdeeld over verschillende depar tementen, maar na overleg met de Middelburgse burgemeester J.H. Schorer zag Napoleon daar vanaf en liet hij het oude Département des Bouches de l'Escaut (Monden van de Schelde) bestaan. Middelburg werd de zetel van het departementaal bestuur. Het departement bestond uit drie arrondissementen: Middelburg (waaronder Walcheren viel), Goes (waaronder de Bevelanden viel) en Zierikzee (waaronder de overige eilanden vielen - dus Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland). Patrice Charles Ghislain baron de Coninck Outrive werd benoemd tot prefect, in januari 1811 opgevolgd door Pierre Joseph baron Pycke. De prefect was de hoogste functionaris in het departement en ontving zijn orders rechtstreeks uit Parijs. Hij werd bijgestaan door een ambtelijk apparaat onder leiding van secretaris generaal Grégoire Dubosch, een Franstalige Belg uit Eeklo. Als dagelijks adviesorgaan van het departement functioneerde een raad van de prefectuur, waarin vier personen zitting hadden, allen afkomstig uit de Middelburgse elite. Daarnaast was er nog een algemene raad (conseil général) van veertien personen, waarin Middelburgers opnieuw de boventoon voerden, maar waarin ook enkele uit de twee andere arrondissementen zitting hadden. Onder hen Willem Adriaan de Jonge uit Zierikzee. In elk arrondissement had een onderprefect (sous-préfet) de leiding. In het arron dissement Zierikzee werd dat Samuel Boeije, die in het Koninkrijk Holland de soortgelijke functie van kwartierdrost had vervuld. Hij werd net als in de andere arrondissementen bijgestaan door een conseil d'arrondissement, waarin hier tien personen zitting hadden. Drie van hen kwamen uit Tholen. Boeije werd in 1811 vervangen door de Fransman Jean-Paul Alban de Villeneuve, die een Fransgezinde koers voer maar de bevolking gunstig gezind was. Hij moest al snel plaatsmaken voor de Fransman Hypolite de la Boissière. De arrondissementen bestonden uit 'communes' (gemeenten). Zeeland telde er 108. Aan het hoofd van een gemeente kwam de maire te staan. Hij was verantwoordelijk voor het bestuur en de administratie van zijn gemeente. In feite gaf de maire op lokaal niveau uitvoering aan het beleid dat door het centraal gezag werd uitgezet. De maire werd bijgestaan door een adjunct-maire. Verder was er in elke gemeente een conseil municipal (municipale of gemeenteraad). Deze raad had slechts geringe bevoegdheden en is derhalve niet te vergelijken met onze huidige gemeenteraad. De benoeming van deze functionarissen in Zierikzee geschiedde door de keizer. De maires van gemeenten met minder dan vijfduizend inwoners werden benoemd door de prefect, het hoofd van het departement. Deze liet zich hierin adviseren door de onderprefecten. De maires hadden een ambtstermijn van vijf jaar, maar op veel plekken in Zeeland vond al binnen twee jaar een wisseling van de wacht plaats. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2016 | | pagina 47