enerzijds naar voor de Fransen belangrijke veldslagen of personen. Zo ging de zuidzijde van de Oude Haven Quai de Marie Louise heten en de Nieuwe Haven Le Port Imperial. Anderzijds werden ook personen uit de lokale of gewestelijke geschiedenis vernoemd. Zo kwam er een Rue de Mogge (Lange Nobelstraat) en een Rue de Ruiter (Sint Janstraat, genoemd naar Michiel de Ruyter). De Fransen voerden eind 1810 de algemene dienstplicht in, waardoor veel Zeeuwse jongemannen voor de keizer moesten gaan vechten. Wie rijk was, kon zich aan vankelijk nog via het systeem van remplacering tegen betaling laten vervangen door een jongen van minder goede komaf. Toen Napoleon zich eind 1812, op de hielen gezeten door de Russen, halsoverkop uit het oosten van Europa moest terugtrekken, had hij zulke grote verliezen geleden dat hij zijn nieuwe Grande Armée alleen op sterkte kon brengen met nieuwe groepen jongemannen. Nu moesten ook in Zeeland de gegoede burgers, grondbezitters en rijke kooplieden eraan geloven. Hun zonen moesten toetreden tot de garde d'honneur - een uitbreiding van Napoleons cavalerie in diens Grande Armée. De vooraanstaande Zeeuwse families zagen dit met lede ogen aan en er zijn aanwijzingen dat ze alle mogelijke middelen aan wendden om hun zonen buiten het leger te houden. Tevergeefs. Vanaf de Zeeuwse eilanden vertrokken in de maanden mei tot juli 1813 meer dan tien mannen naar het front in Duitsland of naar Frankrijk. Overigens hebben zij daar nauwelijks aan gevechten deelgenomen. Vermogenden werden in de Franse tijd ook getroffen door een tiërceringsmaatregel, die de omvang van de staatsschuld moest terugbrengen. Napoleon bepaalde dat voortaan nog slechts een derde van de rente op de staatsschuld zou worden uitgekeerd. Vele rijke burgers (vaak renteniers), maar ook charitatieve instellingen, die soms een groot deel van hun vermogen in staatsobligaties hadden belegd, werden door de tiërcering buitengewoon pijnlijk getroffen en zagen hun financiële inkomsten kelderen. Ook de rechtspraak en rechterlijke instellingen werden gereorganiseerd volgens het Franse systeem. Er kwam een nieuwe structuur van de rechterlijke organisatie, een nationale rechtspraak met nationale wetboeken, een centraal georganiseerd politie apparaat en een centraal gevangeniswezen. De uniforme rechtsorde zoals die in de Franse tijd zijn beslag kreeg, werd in het Koninkrijk der Nederlanden gehandhaafd en vormt nog altijd het fundament van ons gerechtelijk bestel. De oude structuur van de rechtspraak, die voor een groot deel nog uit de middeleeuwen dateerde, ging in 1811 volledig op de schop. Zeeland kreeg een hof van assisen, het hoogste rechtsorgaan onder het Hoog Nationaal Gerechtshof. Onder het hof van assisen stonden de rechtbanken van eerste aanleg, waarvan er ook een in Zierikzee was, de vredegerechten en de rechtbanken van koophandel. In Zierikzee en Brouwershaven kwamen vredegerechten, de voorlopers van de kantongerechten. En net als de rechtbank van eerste aanleg in Zierikzee waren deze gerechten in het stadhuis gevestigd. In de Franse tijd deed ook de veldwachter zijn intrede. Deze plattelandspolitie bestond al in Frankrijk, verscheen eerst in het voormalige Staats-Vlaanderen en later ook op de Zeeuwse eilanden. In april 1811 kwam er een veldwachtersreglement tot stand, waarin gedetailleerde bepalingen waren opgenomen over de aantallen veld wachters, hun verdiensten, kleding, bewapening en dergelijke. De veldwachters werden aangesteld op kosten van de gemeenten, die ook de kleding, uitrusting en bewapening voor hun rekening dienden te nemen. Zeker kleinere gemeenten konden dit vaak helemaal niet betalen. Daarom stond de prefect toe dat zij samen 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2016 | | pagina 50