vanaf 1850 vele malen door Provinciale Staten van Zeeland herkozen als Eerste Kamerlid.
Toen hij in 1871 opnieuw aftredend en herkiesbaar was, werd hij vanwege zijn conser
vatieve beginselen niet herkozen, maar opgevolgd door een liberale kandidaat: mr. W.Ch.
Borsius te Middelburg. Na het overlijden van zijn schoonvader Johan Schuurbeque Boeije
werd hij eigenaar van de buitenplaats Heesterlust te Noordgouwe (Schuddebeurs). Zes
jaar later, in 1853, kocht hij, samen met zijn zwager J.F. Schuurbeque Boeije en de
Zierikzeese kooplieden W.C. de Crane en D. van der Vliet, Slot Haamstede. Vanaf 1863
was hij alleen eigenaar. In 1871 werd hij tevens eigenaar van Slot Moermond te Renesse.
In 1881 had hij personeel in dienst op vier locaties: Zierikzee, Noordgouwe (Schuddebeurs),
Haamstede en Renesse. Hij was verder ambachtsheer van Stavenisse (als opvolger van
zijn vader) en vanaf 1853 (door aankoop) van Haamstede. In de periode 1852-1859 was
hij voorzitter van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (ZLM).
In 1867 komt er weer een tweede inwoner van Schouwen-Duiveland op de lijst van
hoogst aangeslagenen. Het is jhr. W.M.H. de Jonge (1824-1898), rentmeester van het
Kroondomein, die tot aan zijn overlijden op de lijst zal voorkomen. Hij bezit sinds
1862 de buitenplaats Mon Plaisir te Schuddebeurs en is een zoon van jhr. K.W de
Jonge die in 1848 op de eerste lijst voorkwam. In 1871 en 1872 wordt hij op de lijst
vergezeld door zijn schoonvader, de Zierikzeese geneesheer dr. Frans Keiler 1794-
1873). Deze is in Oosterland geboren als zoon van een uit Zwitserland afkomstige
geneesheer en bezit vooral landerijen in Duiveland. Hij is ook reder en mede
eigenaar van de Zierikzeese garancinefabriek.
In 1872 komen er opeens drie nieuwe
namen op de lijst voor. Voor Petrus
Schillemans (1812-1872), geboren te
Leiden, is dat eenmalig omdat hij nog in
datzelfde jaar overlijdt. Hij is getrouwd
met Cornelia Catharina Johanna de Wit,
de enige dochter van de eerder genoem
de Christoffel de Wit. Haar naam leeft
voort in de Corneliastichting, waarvan
ze door een omvangrijk legaat de op
richting mogelijk maakte. Notaris mr. J.J.
Ermerins (1804-1874), die eerder al in
1850 op de lijst voorkwam, komt op
nieuw voor op de lijst in 1872 en 1873-
In 1872 keert ook mr. W.C. de Crane
(1810-1885) terug op de lijst. Hij zal
daarop figureren tot aan zijn overlijden.
Hij bezit weinig gronden, maar wordt
als ondernemer vooral aangeslagen
voor de patentbelasting.
In 1874 en 1875 komt kortstondig op
de lijst voor advocaat mr. Jacobus
Schuurbeque Boeije (1815-1887), ook
weer een zwager van Van der Lek de
Clercq. Na enkele jaren van afwezigheid
komt hij in 1883 weer terug, tot aan zijn
Dr. F. Keiler (gasd, nr. sp 0332) overlijden in 1887. In 1874 treedt de
57