verstande, dat ik natuurlijk aansprakelijk ben voor hetgeen ik schrijf.' (1-11-1900) De redacteur, in die tijd is dat Arthur Frankel, is dus wel op de hoogte wie de persoon is die deze brieven schrijft. En ondanks het feit dat Brinio zelfcensuur zal toepassen, doet hij wel de volgende toezegging: 'Mocht evenwel onverhoopt het een of ander mijn pen ontvloeien, dat den grondslag zou kunnen vormen voor een persdelict, welnu, dan zal ik zelf het schild der pseudonymiteit, waarachter ik voor nemens ben mij voorloopig te verbergen, opheffen, en een ieder zal weten, wie het is, die deze brieven schrijft.' (1-11-1900) Men kan zich de vraag stellen of de gijzeling, in 1894, van de directeur-uitgever Jacobus Waale van de Zierikzeesche Nieuwsbode, vanwege het niet openbaar maken van zijn nieuwsbron, hierbij een rol heeft gespeeld. Hij had namelijk, in de krant, een anonieme bron uit een geheime vergadering van de gemeenteraad van Zierikzee geciteerd. En de raad was daar duidelijk niet van gecharmeerd. Een tweede gijzeling van een medewerker van de krant moest natuurlijk worden voorkomen. Gijzelingen waren in de negentiende eeuw een beproefd middel om de nieuwsbron openbaar te krijgen. Het bovengenoemde geval leidde op 5 december 1894 wel tot vragen in de Tweede Kamer. De aanbevelingen van de toen ingestelde commissie, onder leiding van de heer M.J. Pijnappel, hebben uiteindelijk wel geleid tot een verbetering van de bescherming van de journalist en zijn nieuwsbronnen.2 De reputatie van de Zierikzeesche Nieuwsbode is altijd een zorgenkindje geweest. Opgericht in 1844, heeft de krant 'het voorrecht op 13 of 14 rechtsvervolgingen te kunnen bogen. Zij begonnen in 1854, doch sedert dien heeft hij zijn leven gebeterd. Omtrent den geest van het blad in de laatste jaren kon nog worden opgemerkt, dat in vergelijking met vroeger een veel gematigder toon wordt aangeslagen.' Dit is de mening van een tijdgenoot van Brinio, de heer H.P. Abrahams, in 19097 Achteraf kunnen we constateren dat deze beoordeling een beperkte houdbaarheid heeft gehad. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog kreeg de Nieuwsbode namelijk een tijdelijk verschijningsverbod vanwege haar te pro-Duitse houding tijdens de bezettingsjaren. Maar dat is dan al ruim na de tijd van de 'Brieven uit Zierikzee'. Een andere reden die van invloed kan zijn geweest op de keuze van Brinio om anoniem te willen blijven, ligt in het verleden van de schrijver. Een twintig jaar eerder had hij al eens met het pseudoniem Justus getracht het publiekelijk voor zijn vader, de opperrabbijn van Zwolle die vanwege een openbare afkondiging onder zware kritiek kwam te staan, op te nemen. Onder bedreiging van een rechtszaak werd de zoon toen gedwongen om zijn anonimiteit op te heffen. Wat volgde was, ondanks het begrip voor de zoon, toch een min of meer openbare terechtwijzing over de gekozen handelswijze. In het artikel met de titel 'Een vreemdsoortig argument', staat: dat Justus zelf 't best overtuigd is van de nietigheid en onjuistheid zijner argumenteering; dat hij slechts wat phrases heeft samengeflanst, wat onzin gedebiteerd, wat complimenten heeft gemaakt, om een quasiverdediging samen te stellen...'4 In 1898 is er nog een openbare pennenstrijd, deze keer tussen Brinio, die nu zijn eigen naam gebruikt, en de heer I. Schreur. Aanleiding van de controverse is het toneelstuk Ghetto van Herman Heijermans. Ook nu gaat het er vrij hard aan toe.5 Over de redenen waarom de schrijver gekozen heeft voor de naam Brinio doet hij geen mededelingen. Het lijkt erop dat hij met de naam verwijst naar de aanvoerder van de Kaninefaten die in 69-70 in opstand kwam tegen de Romeinen. De zogeheten Bataafse Opstand. Enige ironie is hierbij wel aanwezig als men bedenkt dat er schilderijen bestaan waarop Brinio 'op het schild' wordt geheven.6 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2016 | | pagina 76