weiland vijfhonderd meter ten oosten van de Al3 aan de Berkelse Zwethkade.
Het ligt er nog steeds. De officiële documenten vermelden Delft als de plaats van
overlijden, maar het monument ligt in Overschie (nu gemeente Rotterdam), en dat
is ook de meest waarschijnlijke locatie waar de twee het leven lieten.
Negen marinemensen uit Schouwen-Duiveland kwamen om in de wateren van
Nederlands-Indië. De matroos N.M. Lindhout uit Haamstede sneuvelde aan boord
van de torpedobootjager Hr.Ms. Van Nes bij Banka. Het schip werd door Japanse
vliegtuigen gebombardeerd, brak in tweeën en zonk. Tien dagen later, op de avond
van 27 februari 1942, probeerde een geallieerd eskader onder commando van de
Nederlandse schout-bij-nacht Karei Doorman om een Japanse invasievloot op weg
naar Java tegen te houden. Na afloop van een artillerieduel lanceerden twee Japanse
kruisers een torpedoaanval. Een torpedo trof de Hr.Ms. Java die onmiddellijk
explodeerde, en een andere torpedo trof de Hr.Ms. De Ruyter, waar brand uitbrak.
Beide kruisers zonken, waarbij negenhonderd Nederlanders om het leven kwamen.
Aan boord van de Hr.Ms. De Ruyter sneuvelden W.A. Blom uit Noordgouwe en de
matrozen RM. Pankow en F. Verschuur uit Zierikzee, en aan boord van de Hr.Ms.
Java stoker B. Bakker uit Nieuwerkerk, marinier J.C. Berrevoets, zijn broer C.J.
Berrevoets en stoker P.W.F. van Burik uit Zierikzee, matroos C. Lems uit Oosterland,
korporaal B.J. Bij de Vaate uit Kerkwerve en stoker J. Moelker uit Brouwershaven.
In 2016 bleek dat beide schepen, waarin waarschijnlijk nog stoffelijke resten lagen,
illegaal waren gelicht en gesloopt.
Een week na de ramp met de kruisers, op 5 maart 1942, verloor de korporaal PC.
Bouwman uit Duivendijke, in dienst van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger
(KNIL), het leven. Dat gebeurde bij het enige grondgevecht tussen Nederlandse
en Japanse troepen, de slag om de Tjiater-pas bij Bandoeng op Java (nu: Ciater).
Daar stierven in totaal ongeveer honderdtachtig KNIL-militairen, onder wie zeventig
krijgsgevangenen die door de Japanners werden vermoord.
Mijnongelukken in 1940
In de zomer van 1940 legden de Duitsers voor de Nederlandse kust op grote schaal
zeemijnen neer om een invasie te voorkomen. Deze mijnen sloegen nogal eens los
van hun ankers en kwamen dan terecht in veilig geachte wateren. Zo liep een met
Belgische krijgsgevangenen geladen schip op 30 mei onder Ooltgensplaat op een
mijn waarbij 133 personen om het leven kwamen. Op 5 septembei 1940 was een
aantal garnalenvissers in het Brouwershavense Gat aan het vissen toen een enorme
explosie weerklonk. Het bleek dat de uit Brouwershaven afkomstige (metalen)
motorbotter Dolfijn, ook bekend als de BH9, op een magnetische mijn was gelopen
en gezonken, en dat alle vier opvarenden om het leven waren gekomen. Eén van hen
(Orgers) was afkomstig uit Goedereede, zijn stoffelijk overschot is nooit gevonden.
De andere drie waren inwoners van Schouwen-Duiveland: schipper W. Redert uit
Renesse, diens l6-jarige zoon C. Redert en M.A. Padmos uit Brouwershaven.
Ruim een maand later was het opnieuw raak. De Janna Adriana, een uit Viane
afkomstig zeilschip met zijschroef, met drie opvarenden had in Burghsluis 130 ton
graan geladen van de firma Landegent en was daarmee onderweg naai Wormerveer.
Even buiten de haven ontplofte een mijn onder het schip, dat onmiddellijk zonk. De
reddingsboot uit Burghsluis kon een ongedeerd bemanningslid redden, de andere
twee, de broers A.D. en K.W. van den Berg uit Bruinisse, overleefden het ongeluk
niet.
De mijnen spoelden dikwijls ook aan op de zeedijken. In december 1940 besloot
107