Nederland, vijfentwintig vooraanstaande Nederlanders gijzelen en bekendmaken
dat de verantwoordelijken voor de aanslag zich moesten melden of de gegijzelden
zouden worden gefusilleerd. Toen de daders zich niet meldden werden vier
personen aangewezen om te worden geëxecuteerd.
Alexander Baron Schimmelpenninck van der Oye, telg van een oud adellijk geslacht,
stond oorspronkelijk op de reservelijst voor de vergeldingsmaatregel. Zijn vader was
ambachtsheer van Oosterland en Sirjansland. Hij woonde afwisselend in Den Haag
en in Schuddebeurs en bezat daarnaast twee vakantiehuizen in Westenschouwen.
Hij werd in Den Haag gearresteerd en alsnog bij de gijzelaars gevoegd. De Duitsers
vermoedden dat hij met zijn adellijke achtergrond goed bevriend was met koningin
Wilhelmina. Hij bracht zijn laatste nacht in Beekvliet door in blok 7, kamer 3, samen
met Co Vriesendorp uit Dordrecht (zoon van J. Vriesendorp van Renesse). Hij
vertelde daar al te vermoeden dat hij was opgepakt om terechtgesteld te worden.
De volgende ochtend, 15 augustus 1942, werden de vijf mannen naar de bossen
van het landgoed Gorp en Rovert bij Goirle vervoerd (tegenwoordig gemeente
Hilvarenbeek) en daar gefusilleerd. Het was de bedoeling van de Duitsers dat de
stoffelijke overschotten niet zouden worden gevonden. Een oplettende boswachter
ontdekte evenwel de graven, zodat zij later met de nodige eer opnieuw ter aarde
konden worden besteld.
De Sint-Michielsgestelse gijzelaars werden na verloop van tijd weer vrijgelaten.
De Duitsers gingen in 1944 over tot draconischer maatregelen: voor elke door
Nederlanders gedode Duitser werden als represaille tien Nederlanders, liefst uit de
buurt, op de plaats van het misdrijf gefusilleerd.
Gesneuveld aan Duitse zijde
Naast de slachtoffers die sneuvelden in de strijd tegen de Duitsers vielen er ook
slachtoffers onder Nederlanders die meevochten met de Duitsers. Daaronder waren
zes inwoners van Schouwen-Duiveland. Zij maakten deel uit van drie verschillende
organisaties: de WA, de SS en de Landwacht. De Weerafdeling of WA was een
semimilitaire organisatie die NSB-leden tegen demonstranten moest beschermen en
intimiderend moest optreden tegen tegenstanders. Later kreeg de WA ook andere
bewakingstaken. Zo waren nogal wat Zeeuwse WA'ers als Wachmann gestationeerd
op de scheepswerf De Schelde in Vlissingen. Daar werden reparaties uitgevoerd
aan schepen van de Kriegsmarine en waren mijnenvegers en torpedoboten voor de
Duitsers in aanbouw. De werf werd verschillende malen door Engelse vliegtuigen
gebombardeerd. Bij een aanval in juni 1942 kwamen zes WA'ers, onder wie L.
van de Vaate uit Zierikzee, om het leven. Omdat het ging om Engelse vliegtuigen
probeerden de Duitsers hieruit zoveel mogelijk publicitaire munt te slaan. Van de
uitvaart, die door een aantal hooggeplaatste Duitsers werd bijgewoond, werd in de
pers uitgebreid verslag gedaan.
De WA was nog een relatief onschuldige bewakingsdienst maar er vochten ook
Nederlanders mee in het Duitse leger tegen de geallieerden. In totaal waren dat
er enkele tienduizenden. Vanaf het begin van de bezetting werd geprobeerd
Nederlandse soldaten te werven voor de Wehrmacht. Binnen de Waffen-SS werd
een legerdivisie gevormd uit Nederlandse, Vlaamse en Scandinavische vrijwilligers,
de Wiking-division. Het onderdeel vocht eerst in de Oekraïne en later in de buurt
van Leningrad tegen de Russen. Omdat de Nederlandse belangstelling voor de
Duitse krijgsdienst nogal tegenviel, werd met steun van NSB-leider Mussert in
1942 een ander legeronderdeel geformeerd met uitsluitend Nederlanders, het
110